Het worden er steeds meer, ze slapen in tenten en niet iedereen is even blij met ze. Het studiejaar is nog niet begonnen of de internationale studenten zijn alweer volop in het nieuws. Hoe zit het ook alweer met al die studenten uit het buitenland?
Over hoeveel studenten hebben we het?
Cijfers voor het komende collegejaar zijn er nog niet, maar in 2017/18 waren het er 112 duizend – opnieuw een record. Van alle wo- en hbo-studenten in Nederland komt 12,2 procent uit het buitenland. Op bijna tien procent van de opleidingen zijn buitenlandse studenten in de meerderheid, blijkt uit cijfers van internationaliseringsorganisatie Nuffic. En dit jaar ligt het aantal vooraanmeldingen nog weer flink hoger.
Waarom komen ze hierheen?
Het hoger onderwijs in Nederland staat hoog aangeschreven en is vergeleken met andere landen relatief goedkoop. Bovendien is er een groot aanbod aan Engelstalige opleidingen en probeert Nederland met campagnes als Make it in the Netherlands studenten uit het buitenland hierheen te halen.
Waarom willen we ze hier hebben?
De universiteiten en hogescholen zijn er blij mee, want meer studenten betekent ook meer geld van de overheid – dat is althans de reden volgens de critici. De instellingen zelf dragen andere argumenten aan: Nederlandse studenten komen in aanraking met andere culturen en kunnen straks beter uit de voeten op de internationale arbeidsmarkt.
In diverse sectoren dreigt er bovendien krapte op de arbeidsmarkt. Hoogopgeleide internationals zijn dus meer dan welkom. En ze zijn ook nog eens goed voor de schatkist: volgens Nuffic leveren ze jaarlijks zo’n 1,57 miljard euro op.
Maar…?
Er is ook een keerzijde. Zo groeit het aantal internationals de laatste tijd wel erg hard. Té hard, voor sommige opleidingen. Engelstalige studies in de richtingen techniek, psychologie en economie barsten uit hun voegen en stellen steeds vaker een numerus fixus in. Critici vrezen dat Nederlandse studenten hierdoor buiten de boot vallen, terwijl internationals profiteren op kosten van de Nederlandse belastingbetaler. Ook de ‘verengelsing’ van het hoger onderwijs is sommigen een doorn in het oog: wordt het Nederlands niet gedegradeerd tot tweederangs taaltje? En wat doet het met de onderwijskwaliteit als docenten niet in hun moedertaal lesgeven?
Ook de huisvesting is een probleem. Een kamer vinden vanuit het buitenland is lastig en dus begint de kamerjacht vaak pas als de studenten eenmaal hier zijn. Sommigen slapen in de tussentijd in tentjes en die tussentijd duurt niet zelden langer dan verwacht, want lang niet alle studentenhuizen zitten te wachten op een buitenlandse huisgenoot. Veel internationals voelen zich bovendien eenzaam of zelfs depressief.
Wat zijn de mogelijke oplossingen?
Onderwijsinstellingen willen studenten uit het buitenland blijven werven, maar snakken tegelijkertijd naar instrumenten om die instroom in goede banen te leiden. Die zijn er nu niet of nauwelijks. Zo is een numerus fixus alléén voor internationals – oftewel: selectie op nationaliteit – discriminerend en in strijd met de Europese wetgeving.
Gaat de minister er werk van maken?
In haar ‘internationaliseringsvisie’ van juni zoekt minister Van Engelshoven van Onderwijs naar een middenweg: ze wil internationalisering aanmoedigen, maar niet blind zijn voor de keerzijden ervan. Zo mag het grote aantal internationals niet ten koste gaan van de toegankelijkheid van het hoger onderwijs, en dan met name de toegankelijkheid voor Nederlandse studenten, benadrukte ze gisteren nog maar eens in antwoord op Kamervragen van de PVV.
Om te voorkomen dat onderwijsinstellingen buitenlandse studenten alleen maar gebruiken om hun financiën op peil te houden, gaat de bekostiging van het hoger onderwijs op te schop. Ook moeten opleidingen zich beter gaan verantwoorden als ze overstappen op het Engels. Verder wil Van Engelshoven universiteiten en hogescholen meer mogelijkheden geven om de toestroom van buitenlandse studenten in goede banen te leiden, al is vooralsnog onduidelijk hoe ze dat precies aan de vork gaat rijgen.