De Nobelprijs voor de chemie gaat dit jaar naar drie wetenschappers die hebben onderzocht hoe cellen beschadigd DNA repareren, en wat daarbij fout kan gaan.
De drie winnaars zijn de Zweed Tomas Lindahl, de Amerikaan Paul Modrich en de Turk Aziz Sancar. Dat heeft het Nobelprijscomité zojuist bekend gemaakt.
Kankercellen
DNA is de code die de cellen van ons lichaam ‘programmeert’. Als de code beschadigd raakt, moet die weer gerepareerd worden. Dat kan ook wel eens verkeerd gaan, waardoor cellen bijvoorbeeld veranderen in kankercellen. Het wonder is eigenlijk dat het zo vaak goed gaat, want het DNA van een lichaamscel raakt elke dag duizenden keren beschadigd.
Lindahl liet begin jaren zeventig zien dat het DNA veel minder stabiel was dan verondersteld. Tijdens celdeling scheurt de lange sliert DNA in de lengte uiteen en wordt weer aangevuld, met alle mogelijke problemen van dien. Modrich liet zien hoe beschadigingen tijdens deze celdeling worden aangepakt. Sancar ten slotte ontrafelde hoe cellen beschadigingen herstellen die door UV-straling worden veroorzaakt.
Osmose
De allereerste Nobelprijs voor de scheikunde ging in 1901 naar een Nederlander: Jacobus Henricus van ’t Hof ontving hem voor zijn onderzoek naar chemische evenwichten en osmose.
Twee andere Nederlanders hebben eveneens de Nobelprijs voor de scheikunde ontvangen. In 1936 ging de prijs naar Peter Debye voor zijn onderzoek naar gassen, elektronen en röntgenstralen. De man zou zo’n zeventig jaar later omstreden raken vanwege vermeende collaboratie met de nazi’s. De laatste Nederlandse Nobelprijswinnaar voor de chemie was Paul Crutzen in 1995, die samen met anderen het gat in de ozonlaag had onderzocht.