De eerste twee keer dat Mohamed Kotesh (Mo) probeerde deel te nemen aan een hulpmissie naar het bezette Palestina, gaf hij gehoor aan dringende adviezen om niet te gaan – het zou te gevaarlijk zijn. Kotesh is activist en student Computer Science aan de VU. Hij is van Palestijnse afkomst en heeft de Nederlandse nationaliteit, maar tussen zijn geboorte in een Palestijns vluchtelingenkamp en het verkrijgen van een Nederlands paspoort, werd Kotesh als staatloos beschouwd. Bij zijn derde poging om zich bij een vloot aan te sluiten, liet hij zich niet meer afschrikken door waarschuwingen: voor hem was er “niets meer te verliezen.” Een maand en duizenden kilometers later weet hij dat degenen die hem waarschuwden gelijk hadden.
De Global Sumud Flotilla was een vloot van 42 boten die koers zette naar Gaza om broodnodige medische goederen en voeding te leveren te midden van de voortdurende hongersnood. De 42 vaartuigen brachten mensen uit meer dan 57 landen samen. Gezien de waarschijnlijke interventie van de Israëlische strijdkrachten (IDF), bracht elk staatsburgerschap andere privileges en risico’s met zich mee.
Vermeende immuniteit
Kotesh coördineerde een Nederlandse boot in de vloot genaamd Mohammad Bhar, vernoemd naar een Palestijnse man met het syndroom van Down en autisme die werd gedood door een legerhond van de IDF. Kotesh voer met de Mohammad Bhar om de Israëlische blokkade van Gaza te doorbreken, te protesteren tegen de Nederlandse medeplichtigheid aan de genocide door Israël – waaronder de Nederlandse levering van honden aan de IDF – en om terug te keren naar het thuisland dat hij nooit had gezien.
De boot vertrok op 2 september vanuit Griekenland en werd op 2 oktober onderschept door Israëlische troepen. Tijdens hun maand op zee hielden de leden van de vloot een hoopvolle, maar serieuze aanwezigheid op sociale media aan, waarin ze gevoelens van hoop en opwinding deelden over het bereiken van de kust van Gaza. De toon van deze berichten veranderde na de onderschepping door Israëlische troepen. In vooraf opgenomen filmpjes deelden Kotesh en andere Nederlandse deelnemers hun angst voor Israëlische gevangenissen en benadrukten ze de legaliteit en het belang van hun missie. Voor Kotesh was de angst groter dan voor anderen. Als Nederlander was hij onaantastbaar, maar als Palestijn verkeerde hij in groot gevaar.
Maccabi Tel Aviv-rellen
Na de onderschepping werden de activisten van zijn en andere boten naar de haven van Ashdod in Israël gebracht om te worden ondervraagd. Al snel werd de Palestijnse afkomst van Kotesh bekend, en werd hij gescheiden van zijn Nederlandse medereizigers. Volgens de Israëlische agenten “gaan [de naam] Mohamed en Nederland niet samen.”
Kotesh bevond zich plots tussen Israëlische politie en Mossad-agenten, de nationale inlichtingendienst van Israël. “Je zegt dat je uit Palestina komt, maar Palestina bestaat niet,” zei een agent tegen hem. Andere agenten zeiden dat ze fan waren van Maccabi, een Israëlisch voetbalteam, en verwezen naar de rellen in november 2024 rond de wedstrijd Maccabi tegen Ajax in Amsterdam, waarbij zowel Israëlische Maccabi-fans als pro-Palestijnse sympathisanten werden aangevallen. Kotesh werd, vanwege zijn activisme, gelinkt aan deze rellen in een speciaal rapport van het Israëlische Ministerie van Diaspora-aangelegenheden en Antisemitismebestrijding.
Onzichtbaar geweld
Kotesh vertelt dat de politie een deel van zijn kleding afknipte. Terwijl een agent een foto van hem nam, waarschuwde die: “Vandaag komen de Maccabi-fans voor jou.” Kotesh zegt dat hij vervolgens geblinddoekt, strak geboeid en in een bus werd geplaatst samen met een Tunesische en een Marokkaanse activist. Zij werden niet geblinddoekt of geboeid. In de bus werd de groep blootgesteld aan extreme temperatuurschommelingen. De ruimte was “heel heet, daarna ijskoud, weer heet, weer koud.” Kotesh kreeg te maken met een afnemende bloedcirculatie in zijn handen en leed honger en dorst na twaalf uur zonder voedsel of water. Hij werd gescheiden van de anderen en kreeg te horen dat hij naar een aparte gevangenis zou worden gebracht. Zonder contact met de bemanning van de Mohammad Bhar of de Nederlandse ambassade werd Kotesh overspoeld door een gevoel van eenzaamheid en angst.
Onderweg naar de gevangenis gingen de temperatuurschommelingen door. De rit stopte, en een uitgeputte Kotesh werd buiten in een kooi gezet. Hij beschrijft een interactie met Israëlische agenten: “Iedereen werd ergens anders heen gebracht, en ik zat in een kooi buiten, nog steeds geboeid en geblinddoekt. Ik denk dat er een half uur later een Israëlische agent naar me toe liep en zei: ‘Jij houdt ervan om Joodse baby’s te vermoorden.’ Ik antwoordde alleen met ‘Nee’ en hield verder mijn mond. Daarna ging hij weg nadat hij de foto of video had genomen die hij wilde. Nog een half uur later hoor ik zes jongens voor de kooi zeggen: ‘Laten we hem in elkaar slaan.’ Plotseling verschijnt hun leidinggevende en zegt dat ze dat niet mogen doen, omdat ik een Nederlands paspoort heb.”
Kotesh werd later naar een arts gebracht die adviseerde zijn handboeien te verwijderen om kneuzingen te voorkomen. Volgens Kotesh wilden ze niet dat de wereld zou zien wat ze hem aandeden: onzichtbaar geweld, bedoeld om geen sporen na te laten. Hij grapt dat dit de “VIP-behandeling” was die hij kreeg tijdens zijn eerste 24 uur op Palestijnse bodem.
Paradoxaal voordeel
Kotesh is teleurgesteld over hoe hij werd behandeld door het Nederlandse consulaat. Hij zegt dat ze duidelijk de sporen op zijn polsen konden zien, maar dat ze die negeerden en niet reageerden op de angst die hij had ervaren bij zijn behandeling door Israëlische agenten. Hij wijt de houding van het consulaat aan “de medeplichtigheid van de Nederlandse overheid.” Tegelijkertijd beschermt diezelfde Nederlandse medeplichtigheid de houders van haar paspoort tegen de ergste gevolgen van marteling en genocide. Kotesh bevond zich op het snijvlak van dit paradoxale voordeel en het existentiële risico van het zijn van Palestijn. “Israël ontkent ons bestaan. Op die flotilla zitten en mijn voeten op Palestijnse grond zetten was een vorm van verzet.”
Ondanks de ellendige omstandigheden, is er nog hoop. Kotesh beschrijft de Israëlische gevangenis: “Ik heb nog nooit zoveel verschillen tussen mensen gezien: mensen van verschillende leeftijden, met verschillende religies en achtergronden – alle verschillen die je maar kunt bedenken waren daar. En het enige wat ons verenigde, was dat we onrecht wilden bestrijden en deze genocide wilden stoppen.”
‘Kijk niet weg’
De diversiteit van de beweging toont haar veerkracht. Ondanks het mislukken van de hulpverlening, vond de missie van de vloot wereldwijd weerklank en kreeg ze de steun van miljoenen mensen. In Gaza konden mensen vissen voor de kust omdat de IDF bezig was met de vloot. Dat alleen al maakte de reis voor Kotesh de moeite waard.
De waarschuwingen die Kotesh kreeg over deelname aan de flotilla bleken terecht, maar hij is nog steeds van plan terug te keren naar Palestina, en zijn hernieuwde activisme voor Palestina in Amsterdam en daarbuiten voort te zetten. Tegelijkertijd werkt hij verder aan zijn studie Computer Science aan de VU. Sinds zijn 24 uur op Palestijnse bodem is zijn strijd tegen onrecht alleen maar toegenomen. Zijn boodschap aan de wereld: “Als je wegkijkt van Palestina, of als je wegkijkt van onrecht dat een ander wordt aangedaan, geloof me, dan ben jij de volgende.”