De Algemene Rekenkamer wil dat het ministerie van Onderwijs goed met de instellingen afstemt hoe ze de besteding van de coronasteun moeten verantwoorden. Het is niet voor het eerst dat extra onderwijsgeld aan andere zaken opgaat.
Midden februari presenteerde het demissionaire kabinet een omvangrijk steunpakket om de gevolgen van de coronacrisis in het onderwijs te verzachten. Van de 2,7 miljard euro die bestemd is voor het mbo en het hoger onderwijs gaat 1,1 miljard direct naar studenten. Zo krijgen de meeste afgestudeerden een tegemoetkoming van 535 euro, wordt het collegegeld volgend studiejaar gehalveerd en hebben studenten langer recht op studiefinanciering.
Van de rest van dat bedrag kunnen instellingen bijvoorbeeld meer studentendecanen en studiebegeleiders inzetten en krijgen 20 duizend jonge onderzoekers contractverlenging.
Risico
In een brief aan de nieuwe Tweede Kamer waarschuwt de Rekenkamer dat de onderwijsinstellingen precies moeten weten wat het doel is van het extra geld en hoe ze de besteding in hun jaarverslag moeten verantwoorden. “Anders is het risico reëel dat achteraf niet meer is vast te stellen wat de resultaten zijn van de financiële injectie.”
Als voorbeeld van wat er mis kan gaan, noemt de Rekenkamer de gebrekkige verantwoording van de 1,2 miljard euro die het ministerie tussen 2015 en 2018 investeerde in beter opgeleide leraren.
Druk overleg
Bij sommige instellingen wordt er al druk overlegd met de medezeggenschap over de inzet van de ‘coronamiljoenen’. Hoeveel geld er beschikbaar komt per instelling is nog niet helemaal duidelijk, zeggen de verenigingen van hogescholen en universiteiten.