Behalve econoom Maarten Lindeboom is ook VU-hoogleraar diversiteit en integratie Halleh Ghorashi benoemd tot kroonlid van de Sociaal-Economische Raad (SER). ‘Het vormt een mooie synergie met mijn onderzoek’.
Als lid van de SER adviseert u de overheid op het gebied van haar sociaaleconomische beleid. Welke inbreng mogen we van u verwachten?
“Een van de grootste uitdagingen is de diversiteit in organisaties, de inclusiviteit van minderheden. Als ik om me heen kijk, is het gevoel van urgentie wat dat betreft erg gegroeid en dat wordt ook mijn inbreng in de rapporten die de SER de komende jaren gaat uitbrengen: dat er hard gewerkt moet worden aan het tegengaan van bijvoorbeeld werkloosheid van minderheden en vluchtelingen.”
Dat gevoel van urgentie lijkt bij de huidige regering niet erg groot te zijn. Als het bijvoorbeeld gaat om discriminatie op de arbeidsmarkt, zegt onze premier dat minderheden van hem geen hulp hoeven te verwachten, dat ze zich maar moeten invechten.
“Ik ben hoopvol gestemd wat dat betreft. In de samenleving wordt de urgentie wel degelijk gevoeld. Toen ik begon met mijn onderzoek naar diversiteit in 2005, was het nog een modieus woord, iets vrijblijvends, maar nu realiseert iedereen zich wel dat er echt iets gedaan moet worden voor een harmonieuze samenleving waar mensen met elkaar samenwerken en waar mensen met verschillende achtergronden ook hun eigen plek kunnen creëren. Dat je het niet kunt blijven houden bij goede intenties alleen. Dat de organisaties nu echt iets met diversiteit moeten doen.”
Goed, in de samenleving leeft dat gevoel. Maar deze regering heeft diversiteit absoluut niet hoog op haar prioriteitenlijstje staan, toch?
“Maar de SER-adviezen reiken verder dan de regering of de premier. Het gaat ook om rapporten waarvan ik zie dat die impact hebben op de samenleving. In mijn bijdrage zie ik een duidelijke verbinding met mijn werk als onderzoeker naar diversiteit en inclusie. Ik zie dit lidmaatschap van de SER ook als een mooie synergie met mijn nieuwe Vici-onderzoek naar de rol van geëngageerde wetenschap naar de maatschappelijke insluiting van vluchtelingen.”
Begrepen, het gaat u dus niet zozeer om directe beïnvloeding van het regeringsbeleid als om het aanzwengelen van debat.
“Ik denk dat mijn bijdrage best bescheiden zal zijn, maar het feit dat iemand met mijn achtergrond als voormalige Iraanse vluchteling bij de SER zit, is niet niets. Mijn inbreng zou alleen daarom al een andere zijn dan die van de meeste andere kroonleden. Ik wil proberen om, door heel veel maatschappelijke lagen heen, iets in beweging te zetten.”
En dat is waarom u ja zei toen u benaderd werd door de SER?
“Ik vind het een bijzonder eervolle positie en als ik voor zoiets word gevraagd wil ik zeker mijn verantwoordelijkheid nemen. Ik doe op dit moment veel dingen tegelijk om de noodzaak van inclusiviteit op de agenda te krijgen en ik hoop dan maar dat ik daarmee iets teweegbreng.”