“Stapelaars”, zo worden studenten genoemd die na opeenvolgende opleidingen, bijvoorbeeld mavo, mbo en hbo, uiteindelijk toegelaten worden op de universiteit. Het woord heeft volgens de collegevoorzitter van de VU, Mirjam van Praag, een negatieve connotatie.
Tijdens een werkbezoek van de minister van Onderwijs, Ingrid van Engelshoven, waar ook de collegevoorzitters van de UvA en de Hogeschool van Amsterdam (HvA) bij waren, stelde Van Praag daarom voor een andere benaming te verzinnen.
Maar Huib de Jong, rector van de HvA en zelf naar eigen zeggen zo’n stapelaar, was het daar niet mee eens. “Ik vind dat in het woord juist het doorzettingsvermogen en de intelligentie besloten zit”, complimenteerde hij zichzelf tot hilariteit van de andere aanwezigen. En daar was iedereen het wel mee eens. Het woord stapelaar blijft dus, al wees Van Engelshoven erop dat het begrip “koninklijke route”, voor studenten die rechtstreeks van het vwo instromen, natuurlijk wel een beetje suggereert dat “stapelen” dus minder koninklijk is.
Integratie
Verder leverde het werkbezoek, een bijeenkomst over mbo- en hbo-instromers en internationale studenten, niet heel nieuwe inzichten op. Rechtenstudent Eva de Jong, winnaar van de StudenTalentprijs 2017, interviewde de gasten en leidde een panel waar ook stapelstudenten in zaten. Uit de gesprekken bleek dat de integratie van hbo-studenten aan de universiteit – of van mbo-studenten aan het hbo – vaak moeizaam verloopt en een goede begeleiding onontbeerlijk is. Studenten van het hbo zijn gemotiveerd maar verliezen veel tijd – en veel geld – met schakelcursussen om academische vaardigheden te verwerven. Dat zou kunnen worden opgelost als die academische vaardigheden al in het curriculum van hun hbo-opleiding zouden worden opgenomen.
Tweederangsopleidingen
Over de instroom van internationale studenten werden in aparte zalen, voor de VU, de UvA en de HvA – rondetafelgesprekken gehouden. De minister, die bij alledrie aanwezig was, zei dat de conclusies van die gesprekken min of meer dezelfde waren als die overal worden getrokken. Er is zorg over de integratie van de buitenlandse studenten, over de kwaliteit van het Engels van de docenten en over de toegevoegde waarde van internationale opleidingen voor de arbeidsmarkt.
Zelf vond ze dat ervoor moet worden gewaakt dat in het licht van al die Engelstalige opleidingen – ook de ‘excellente’ opleidingen zijn vaak in het Engels – de Nederlandstalige opleidingen gaan worden gezien als tweederangs opleidingen.