Overdag werkt Robert Bijman (48) bij de debiteurenafdeling van de VU, in de avonduren werkt hij aan zijn vijfdelige sciencefictionserie. In december kwam zijn tweede boek ‘De Eldurea deceptie’ uit.
Waar gaan je boeken over? “Ik ben bezig met een serie over twee Amsterdamse tieners. In mijn debuut, De Anumoria initiatie, ontdekken ze dat ze zeemeermensen zijn en verhuizen naar een stad in het diepste van de oceaan. Een slechterik genaamd Fango ontvoert de vader van één van hen en dwingt hen om naar Prismaparels op zoek te gaan die in de diepzeestad Anumoria verborgen liggen.”
Hmm, zeemeermensen. Is het fantasy of toch meer sciencefiction? “Mijn uitgever noemt het fantastiek. De personages hebben speciale krachten, dan neig je al snel naar fantasy. Maar het speelt in de nabije toekomst en de zeevolkeren hebben ook geavanceerde technologie.
Het is trouwens wel voor een jonger publiek. Eerst wilde ik er een kinderboek van maken, maar de thema’s zijn toch te volwassen. Ontluikende seksualiteit en het verliezen van een ouder zijn onderwerpen die je eerder in boeken voor pubers beschrijft.”
Is hier nou een grote markt voor? “Haha, ik kan mijn baan er niet voor opzeggen. Van het eerste boek heb ik ongeveer tachtig exemplaren verkocht en daar heb ik hard voor moeten werken. Ik ga vaak naar fantasybeurzen om daar mijn boeken te verkopen. Kijk, in Engeland en de Verenigde Staten is de markt veel groter. Maar ik heb het gevoel dat het toch aan het veranderen is. Toen ik mijn eerste boek schreef, was de Nederlandse sciencefictionmarkt op sterven na dood. Ik denk dat we nu aan het reanimeren zijn.”
Hoe combineer je het schrijven van zo’n omvangrijke serie met een gewone baan? “Ik schrijf ongeveer dertig uur per week. Elke avond ongeveer twee tot drie uur en verder in de weekenden en op vrije dagen. Die tijd gaat altijd snel om omdat ik schrijven zo leuk vind. Ik word gedreven door mijn nieuwsgierigheid naar het verhaal. Natuurlijk is het wel eens lastig als ik op mijn werk zit en er komen allemaal beelden bij mij op. Dan moet ik snel aantekeningen maken. Ik ga dit jaar wel gewoon een week op vakantie, ik kan het mijn vriendin niet aandoen om niet te gaan. Gelukkig vindt ze het heel erg leuk dat ik schrijf.”
Je schrijft pillen van boeken voor een publiek van tachtig mensen. Vind je dat wel de moeite waard om er zo hard aan te werken? “Zeker, je begint altijd met maar één lezer. En al die tachtig mensen hebben ook weer familie en vrienden die ze het boek kunnen aanbevelen. Nu het tweede deel van de serie uitgekomen is, merk ik dat veel mensen dan ook het eerste boek erbij willen kopen. En ooit sprak ik een jongen die verder nooit boeken las, maar die mijn eerste boek negen keer gelezen had. Daar doe je het voor.”
Was je zelf als kind ook zo’n boekenwurm? “Nee, ik las vooral strips. Mijn moeder wel, die vertelde altijd dat ze de bibliotheek in Emmen uitgelezen had. Die schrijvers konden daar niet tegenop schrijven. Pas toen ik voor mijn eindexamen VWO boeken moest lezen, heb ik bedacht dat lezen leuk was. Ik ontdekte Maarten ’t Hart en heb meteen al zijn werk gelezen. Maar het is niet zo dat ik me daarna alleen in literatuur verdiepte. In die tijd las ik veel Stephen King. Die heeft echt deuren naar andere werelden voor me geopend.”
Bekijk de Segrijn & Sotalia-reeks van Robert Bijman.