De VU en de UvA gaan niet volledig fuseren. Dit benadrukte Jaap Winter, de nieuwe collegevoorzitter van de VU, dinsdagavond tijdens het Gala van de Wetenschap in de Amsterdamse Stadsschouwburg.
“We willen samenwerken waar dat de kwaliteit van onderwijs en onderzoek verbetert. Maar voor nauwe samenwerking heb je geen fusie nodig. Je moet per situatie en domein bekijken wat de beste vorm is”, aldus Winter.Hij onderstreepte wel dat de fusie van de bètafaculteiten in zijn ogen een goede zaak is. “Dat is een initiatief van onderop. Van de betrokken wetenschappers zelf. Die willen die samenwerking om aan de internationale top mee te kunnen blijven draaien. Als dat draagvlak er is, zijn de onderlinge verschillen tussen de instellingen en de problemen van zo’n mega-operatie oplosbaar.’’
Droom verstoren
Zijn collega van de UvA Louise Gunning is het helemaal met hem eens. “Als de wetenschappers zelf zo’n droom hebben, wie ben ik dan om dat als bestuurder tegen te houden?” Ze begrijpt wel dat mensen praktische problemen zien bij de komst van de Amsterdam Faculty of Science (AFS). “Het pleidooi voor kleinschalig onderwijs ondersteun ik van harte, maar dat is juist ook binnen de AFS wel degelijk mogelijk.” Ze opperde het idee om in het nieuwe instellingsplan vast te leggen dat studenten onderwijs volgen in jaargroepen van hooguit tweehonderd studenten. Dit zou dan ook moeten gelden voor de echt grote faculteiten zoals rechten en economie.
Verbruggen tegen fusie
Eerder in het debat had Harmen Verbruggen, de decaan van de economische faculteit van de VU, al een sterk pleidooi gehouden tegen een volledige fusie van de VU en de UvA. “Amsterdam is groot genoeg voor twee topuniversiteiten”, stelde hij. “Je moet alleen samenwerken, of zelfs fuseren, als dat een duidelijke meerwaarde heeft voor het onderwijs en onderzoek.” Die meerwaarde ziet Verbruggen wel bij de komst van een bètafaculteit. “Als de VU 20 studenten wiskunde heeft en de UvA 21, is samengaan zeker zinvol.”
UvA te duur
Hij ziet bij zo’n fusie wel veel beren op de weg. “Alle financiële en administratieve systemen aan beide instellingen zijn verschillend. Die systemen harmoniseren kost veel tijd en geld en dat gaat ook ten koste van de achterblijvende faculteiten.” Als voorbeeld noemde hij dat bij de UvA alle kosten van ondersteunende diensten integraal aan de faculteiten worden doorberekend en aan de VU niet. “Dat heeft tot gevolg dat een wetenschappelijk medewerker aan de UvA twee keer zo duur is als een collega van de VU. Dat maakt het lastig samenwerken in een onderzoeksproject.” Hij wil dat de UvA dat systeem van doorberekening afschaft. De realiteit is echter dat het bestuur van de VU juist overweegt het UvA-systeem over te nemen.
Maagdenhuis arrogantie
Ook stelde hij dat de bestuurscultuur verschilt. De UvA kent het systeem van eenhoofdige leiding door een decaan-directeur. De VU heeft faculteitsbesturen bestaande uit meerdere mensen die samen verantwoordelijk zijn. “De UvA lost de problemen op met managementteams. Maar dat is iets voor TNT Post en C1000, niet voor universiteiten. Hij verweet zijn UvA-collega’s ook arrogantie van de macht. “Als je het Maagdenhuis binnenloopt, heb je de helft van de wedstrijd al verloren.”
Wel samenwerken
Hoewel hij tegen een volledige fusie van beide instellingen is, ziet hij wel degelijk voordelen in een strategische alliantie en vormen van vergaande samenwerking. “Amsterdam is een ijzersterk merk en dat moeten we uitbuiten.’’ Zo werken ook de economische faculteiten van beide universiteiten al nauw samenwerken in het Tinbergen en het Duisenberg Instituut. “Maar dat hebben we zelf bedacht en vormgegeven. En daarom is het een succes.’’
Triple-A alliantie
Hij stelt voor de bedachte alliantie tussen de VU en UvA, de Amsterdam Academic Alliance, te gebruiken als een keurmerk voor hoogwaardig onderwijs en onderzoek. “Met een triple-A status sta je internationaal tenslotte hoog aangeschreven.”