Nederland ontving dit jaar 35 Europese onderzoeksbeurzen voor jonge wetenschappers. Alleen grote landen als het Verenigd Koninkrijk, Duitsland en Frankrijk sleepten er meer in de wacht. Er ging een recordaantal beurzen naar vrouwen.
De starting grants die de European Research Council (ERC) jaarlijks verdeelt, zijn bedoeld voor jonge wetenschappers met twee tot zeven jaar onderzoekservaring na hun promotie. In totaal werden er deze ronde ruim drieduizend voorstellen ingediend en 406 gehonoreerd (dertien procent). Totale waarde: 605 miljoen euro, 120 miljoen meer dan in 2016.
Met de beurzen, die oplopen tot anderhalf miljoen euro, kunnen de wetenschappers een eigen onderzoeksteam opzetten. Daardoor kunnen er ruim duizend postdocs en promovendi aan de slag.
Twee beurzen voor de VU
Veertig procent van de starting grants ging dit keer naar vrouwen en dat zijn er meer dan ooit in de geschiedenis van de ERC.
In Nederland ontvingen wetenschappers van de Universiteit van Amsterdam opnieuw de meeste beurzen: zes, tegen zeven vorig jaar. Ook de Rijksuniversiteit Groningen doet het goed met 5 starting grants. De VU ontving twee beurzen, één voor aardwetenschapper Janne Koornneef (1,7 miljoen), de andere voor socioloog Evelyn Ersanilli (1,3 miljoen). De Universiteit Utrecht telde vorig jaar nog vier laureaten, en nu niet één.
Opvallend is het grote aantal beurzen voor het Verenigd Koninkrijk. Het eindigt weer ruim boven Duitsland, dat het landenklassement vorig jaar aanvoerde.