De coronacrisis was net uitgebroken toen de Leidse hoogleraar Ineke Sluiter president werd van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen. Al snel liepen de gemoederen in de samenleving hoog op. Wetenschappers werden bedreigd, vrouwen nog erger dan mannen, en Sluiter nam het voor hen op. Ze vroeg alle wetenschappers om hetzelfde te doen. “Dit is geen tijd voor ironie”, waarschuwde ze. “Vraag niet waarom iemand de hele tijd op televisie is. We moeten hen steunen, zelfs als we het niet met hen eens zijn.”
Nu ze afscheid neemt, blikt ze terug. “In de coronatijd leek te exploderen wat al wel latent gesmeuld moet hebben”, zegt ze. “Het publieke debat voeren is een belangrijke taak van wetenschappers, maar ze werden ineens ernstig bedreigd en geïntimideerd, de hate speech vloog je om de oren. Het was een angstaanjagende situatie, en daar kwam bij dat ze ook nog eens thuis zaten en hun collega’s niet zagen. Je voelt je geïsoleerd. Daar hebben we aandacht voor gevraagd.”
“De hate speech vloog je om de oren”
Wat haar ook opviel: “Er was een choquerend verschil in de manier waarop mannen en vrouwen bejegend werden. Mannen werden uitgescholden, maar vrouwen werden ook nog eens bedreigd met verkrachting.” Zij zat in de positie om zich uit te spreken, besefte Sluiter, dus dat moest ze ook doen.
Seksisme in de wetenschap
Zich publiekelijk uitspreken deed ze eerder ook in de actiegroep Athena’s Angels, die seksisme in de wetenschap aan de kaak stelt. “Dat deden we met ludieke acties. Het ging allemaal snel en luchthartig.”
Dat had effect. Maar als bestuurder ben je volgens haar in een nog betere positie om dingen te verbeteren, bijvoorbeeld voor die bedreigde wetenschappers. Er is nu een meldpunt voor bedreigingen gekomen en de onderzoekers krijgen goede informatie. “Hoe stel je bewijsmateriaal veilig, hoe kun je tweets opslaan, hoe beveilig je je accounts? En als je naar de politie stapt, gaat er voortaan iemand van je instelling met je mee om ook aangifte te doen. Dit soort dingen hebben de universiteiten inmiddels ingevoerd en ik hoop dat het helpt.”
Lang niet al haar werkzaamheden zijn zo zichtbaar. Veel gebeurt aan overlegtafels. “Ik ben mijn overtuigingen natuurlijk niet kwijtgeraakt, maar ik kan nu andere instrumenten gebruiken. Een KNAW-president heeft een totaal andere rol in het bestel.”
En ze heeft het tij mee. “Het is inmiddels mainstream om te streven naar ruimte voor ieders talent. Veel mensen denken na over diversiteit en het belang daarvan voor de wetenschap. Die lijn heb ik voortgezet.”
Maar dat het mainstream is, betekent niet dat alles nu in orde is. De problemen met diversiteit zitten nu eenmaal diep. Het is soms makkelijk in een team als je allemaal op elkaar lijkt, terwijl diversiteit weleens voor wrijving kan zorgen. En soms is het probleem gewoon dat je even vergeet om je heen te kijken.
“Je ziet de sterren stralen door de voorruit van je auto, maar het universum is groter dan het stukje van de hemel dat je recht voor je ziet. Je moet om je heen kijken. Dat merkte ik ook in het Westerdijkjaar in 2017. Het was toen honderd jaar geleden dat de eerste vrouw hoogleraar werd en wij hadden een speciale ronde waarin we extra vrouwen toelieten tot de Akademie. Ik zat in de jury die de dossiers moest beoordelen. Normaal gesproken zitten daar een paar kandidaten tussen die al vaker zijn voorgedragen, maar dit waren allemaal nieuwe dossiers en de kandidaten waren steengoed. We snapten niet waarom ze niet eerder aan ons waren voorgelegd. Kwam dat nu alleen doordat we ernaar vroegen? Maar zo gaat het ook bij andere vormen van diversiteit. Kijk om je heen. Het talent is er wel, maar we zien het niet altijd.”
Beetje binair
Het is goed om je bewust te zijn van wat je allemaal niet ziet. Vijf procent van de hoogleraren is lid van de KNAW. Het is een select gezelschap van topwetenschappers. “Maar het zegt niets over degenen die geen lid zijn”, onderstreept Sluiter. Zo gaat het volgens haar ook met wetenschapsbeurzen. Het zegt wel iets als je een beurs krijgt, maar omgekeerd zegt het niets over degenen die net buiten de boot vallen.
“Bij elke stap in de carrière verliezen we vrouwen”
“Over de hele linie is men zich bewust van de man-vrouwverhouding”, zegt ze. “Het is een beetje binair, maar je moet ergens beginnen en je ziet hoe langzaam het gaat. Na de promotie lekt de pijplijn: bij elke stap in de carrière verliezen we vrouwen. Het is dan de vraag of mensen op een gegeven moment zelf kiezen om elders te gaan werken, of dat ze ronduit verdreven worden. Niet voor niets komen we binnenkort met een advies over het probleem van ongewenst gedrag op de werkvloer.”
Goede wil is eigenlijk het probleem niet, meent ze. Volgens Sluiter is iedereen het “op enig niveau wel eens” over de gedachten achter diversiteit, inclusie, sociale veiligheid en het ‘erkennen en waarderen’ van meer werkzaamheden dan alleen onderzoek. De vraag is vooral hoe het in de praktijk moet.
“Zelfs bij de KNAW heb je soms een webinar met alleen maar mannen in het panel. Dan moet ik heel even diep zuchten en daarna probeer ik te kijken wat er aan te doen is. Ik snap wel hoe het kan gebeuren. Op zichzelf goedwillende mannen organiseren iets over hun specialisme en vragen een paar goede collega’s, maar ze vergeten even beter om zich heen te kijken. In mijn omgeving realiseren veel mannen zich ook wel dat het in ieders belang is om dit probleem op te lossen. Die hebben ook geen zin meer om in een all-male panel te zitten.”
Onderzoekers van kleur
Haar eigen vakgebied is de Griekse taal- en letterkunde. Daarin heb je wel genoeg vrouwen, maar diversiteit blijft natuurlijk een onderwerp. Er zijn bijvoorbeeld weinig onderzoekers van kleur, dus daar moet je extra op letten.
Diversiteit begint al in het onderwijs en het kiezen van een studie, zegt Sluiter. “Mensen moeten de verwachting hebben dat er in dat vakgebied mogelijkheden voor hen zijn en in de studie zelf moeten we dat ook duidelijk maken.”
Alleen daarom al is het volgens haar zo belangrijk dat onderwijs en onderzoek aan de universiteit verweven zijn. “Soms praten we over de ‘valorisatie’ [nut en invloed; red.] van onderzoek, maar onze afgestudeerden zijn onze belangrijkste vorm van valorisatie.” Het is belangrijk om onderzoekstijd te krijgen voor al het onderwijs dat je geeft, vindt ze. “Dan kun je op de hoogte blijven van de laatste stand van zaken in je vakgebied.”
“Zonder onderzoek is het geen academisch onderwijs”
Studenten moeten aan de universiteit ook met onderzoek in aanraking komen. Anders is het volgens haar geen academisch onderwijs. “Je moet aan de universiteit academische vaardigheden verwerven, en dat zijn in feite onderzoeksvaardigheden. Het gaat erom dat je nieuwsgierig bent en je ogen open houdt, dat je vragen stelt waar je iets mee kunt, dat je data verzamelt die je verder helpen, dat je die kunt ordenen en geldige redeneringen kunt bouwen, dat je kunt omgaan met twijfel en voortschrijdend inzicht. Onze afgestudeerden zijn ook de ambassadeurs van ons onderzoek, ze begrijpen hoe wetenschap werkt. Dat is zo elementair. Daarom is de verwevenheid van onderzoek en onderwijs essentieel.”
Krijgen studenten die academische vaardigheden in alle studierichtingen mee, ook in massale opleidingen als rechten en economie? Misschien is het de bestuurder die spreekt, maar ze denkt van wel. “Alle academische opleidingen die ik ken zijn voortdurend bezig met het verbeteren van de eigen kwaliteit. Dat gebeurt echt overal. Je wilt zelf je werk zo goed mogelijk doen en de opleidingen worden ook nog eens met regelmaat gevisiteerd.”
Het is dus niet zelfgenoegzaam om te zeggen dat het onderwijs goed is, vindt ze. “Het zou zelfgenoegzaam zijn als er geen controle op was. Maar elke opleiding moet geaccrediteerd worden en krijgt visitatiecommissies op bezoek. Die vragen: doe je dit wel goed, is het niveau van de scripties wel hoog genoeg… Het gebeurt allemaal heel zorgvuldig. Je kunt je zelfs afvragen of die controles niet te veel papierwerk kosten.”
Erkennen en waarderen
Het is de lijn die ze vaker in het gesprek kiest. Ze heeft idealen, ze roept iedereen op dingen beter te doen, maar ze valt niemand af. Het onderwijs moet beter, maar het is al goed. Mensen moeten meer oog krijgen voor diversiteit, maar aan hun inzet ligt het niet. ‘Erkennen en waarderen’ is vanzelfsprekend, het gaat alleen nog niet altijd goed en je moet het met vallen en opstaan invoeren.
Zo gaat het ook als ze over de onafhankelijkheid van onderzoek spreekt. Ze is bezig geweest met de spagaat tussen samenwerking en onafhankelijkheid, vertelt ze. “Voor medicijnontwikkeling heb je geld van de industrie nodig, maar dan wordt er meteen argwanend gekeken, want dan zou je niet meer onafhankelijk zijn. Zo gaat het ook bij onderzoek voor het parlement of een ministerie. De politiek is geen wetenschap, maar heeft wel goede analyses nodig. Omgekeerd tamboereren wij op onze onafhankelijkheid, terwijl we tegelijkertijd afhankelijk zijn van de politiek. Daarom moeten we wederzijds heel scherp blijven.”
‘Onderwijs mag nooit corvee worden’
Nu het kabinet extra geld voor onderzoek uittrekt, is dit haar oproep: haal het onderwijs en onderzoek niet uit elkaar. “Onderwijs en onderzoek horen bij elkaar. Het is ook fantastisch om over je eigen onderzoek te kunnen vertellen. Ik heb het altijd met veel plezier gedaan. Daarom mag de druk ook nooit zo hoog worden dat lesgeven corvee wordt en dat je je vrij moet kopen om onderzoek te doen. Dat is de dood in de pot. Onderwijs moet het hart van ons werk blijven.”
Rolling grants
Dat vindt ze zo goed aan het voorstel voor rolling grants, dat de KNAW heeft gedaan. Dat geld is bedoeld om de ‘projectificering’ van de wetenschap te bestrijden en onderzoekers van eigen werkkapitaal te voorzien. Voorwaarde is dat die onderzoekers ook onderwijs geven. Minister Robbert Dijkgraaf, ook ooit KNAW-president, heeft overigens interesse in het idee van de rolling grants.
Ook in haar tijd bij de KNAW, eerst als vicepresident en toen als president, bleef Sluiter doceren. Ze gaf bijvoorbeeld elk jaar een college aan masterstudenten dat ‘Classic now’ heet, waarin ze hedendaagse thema’s belicht aan de hand van teksten uit de oudheid. Alleen al voor de discussies tussen links en rechts is de klassieke oudheid interessant, zegt ze. “In de teksten zelf zitten al zoveel perspectieven. Veel tragedies van Euripides hebben de naam van een vrouw, en die vrouwen krijgen ook alle ruimte om te spreken. Het toneelstuk ‘De smekelingen’ van Aischylos zou je net zo goed ‘De asielzoekers’ kunnen noemen. De Grieken hadden ook met ziekten te maken, net als wij. Dat college laat studenten zien dat ze zelf onderzoek kunnen doen naar alles wat hen interesseert.”