Als we het over AI hebben, hebben we het over modellen, zoals ChatGPT, die proberen menselijke taal te benaderen. Maar vanaf het midden van de jaren vijftig in de vorige eeuw lag de focus van AI veertig jaar lang op iets heel anders: het spelletje schaak.
Natuurlijk probeerde men ook andere problemen op te lossen met hulp van de computer, bijvoorbeeld hoe je een tekst vertaalt. Schaak was echter, zoals technologiehistoricus Nathan Ensmenger het noemt, ‘het fruitvliegje’ van AI, hét onderwerp waar iedereen zich op richtte. Schaken bepaalde niet alleen de onderwerpen die men onderzocht, maar ook de manier waarop het onderzoek werd uitgevoerd. Vergelijkbaar met het fruitvliegje.
Het fruitvliegje zorgde met zijn ultrasnelle voortplanting voor een grote focus op genetische kruising. Minder aandacht kreeg het effect dat een lange zwangerschap kan hebben op ontwikkeling van de genen. Op een vergelijkbare manier zorgde de nadruk op schaken voor een manier van denken: iets was goed of niet. De koning staat op het schaakbord schaakmat of niet. Op die manier kun je een algoritme sturen richting de juiste keuzes; het past perfect bij het binaire denken dat in de computer zit.
Die manier van denken bleef ook in de taalmodellen hangen. Anders dan de toenmalige schaakcomputer Deep Blue werken die modellen nu met neurale netwerken, geïnspireerd op het menselijk brein. Toch worden ze gestuurd op basis van scores: het ene model werkt het beste, want het voorspelt taal het beste. Maar taal is geen schaakspel, er is geen goed of fout. Neem een zin als ‘Ik ben een vrouw van veertig’. Of die klopt, dat hangt af van de context.
En belangrijker nog: taal is mooi, lelijk, grammaticaal juist of juist poëtisch, ouderwets of straattaal, overtuigend, meeslepend of droevigstemmend. Die eigenschappen van taal die niet te vangen zijn in beter of slechter kunnen taalmodellen niet sturen. Want die passen niet in hun manier van denken, in de technieken van ‘wel of niet schaakmat’.
ChatGPT is inmiddels beschikbaar voor leerlingen en studenten over de hele wereld. ‘Kom maar hier met dat huiswerk. Ik maak het snel voor je af, en dan kan jij wat leuks gaan doen met je tijd’, is de verleidelijke lokroep. Uitleggen dat leren juist gaat over worstelen, groeien en zelfvertrouwen ontwikkelen, is zinloos wanneer alle volwassenen om je heen zelf ook niet meer willen schrijven of lezen voor hun eigen werk.
Blijkbaar nemen we als samenleving het schrijven van teksten lang niet zo serieus als schaken. We zien het niet als een activiteit met inherente waarde. Wat zegt dat over de wereld waarin we kinderen grootbrengen?
En waarom zou dat dan met lezen of schrijven wel moeten gebeuren? We zien aan de schaakwereld dat iets vrijwillig doen en voor je plezier de allerbeste bescherming biedt tegen verstoring door AI. En dat is ook het verhaal dat we als onderwijs moeten vertellen. Omgaan met AI betekent niet zo goed mogelijk opdrachten kunnen geven aan ChatGPT en collega’s, maar juist de ruimte krijgen om te ontdekken hoe mooi het is om dingen zelf te doen.
Felienne Hermans is hoogleraar vakdidaktiek informatica aan de universitaire lerarenopleiding van de VU.