Het is de opleiding filosofie eindelijk gelukt om een geschikte vrouw voor een leerstoel te vinden: Marije Martijn. Het was nog niet zo makkelijk: de zoektocht duurde 136 jaar.
Gefeliciteerd! U bent de eerste vrouwelijke hoogleraar filosofie. Waarom moest dat nou zo lang duren?
“Sinds dit studiejaar ben ik bijzonder hoogleraar antieke en patristische wijsbegeerte. Waarom het zo lang moest duren is een vraag die je eigenlijk aan de vorige decanen moet stellen. Filosofie heeft een zeer lange geschiedenis van mannen die mannen binnenhalen.”
Waar komt die gedachte vandaan dat vrouwen niet slim genoeg zijn voor filosofie?
“Filosofie is een echt mannenbolwerk. Men zegt vaak dat het abstractieniveau van filosofie niet aantrekkelijk voor vrouwen is. Het idee van genialiteit speelt bij filosofie ook een belangrijke rol. Traditioneel worden vrouwen meer als harde werkers gezien. Niet als genieën met bijzondere invallen.
“Ik ben trouwens niet helemaal de eerste vrouwelijke hoogleraar filosofie. Taalfilosoof Arianna Betti werd in 2013 aangesteld als university research chair-hoogleraar. Ze is nog voor haar oratie overgestapt naar de UvA.”
Betti zag de mannenbroeders bij filosofie en liep gillend weg?
“Ze kreeg een betere positie bij de UvA aangeboden. Ik had wel de indruk dat het niet meegeholpen heeft dat het aan de VU zo lang duurde voordat ze hoogleraar werd. Haar aanstelling is lang met oneigenlijke argumenten tegengehouden.”
Bent u niet bang dat ze u zien als excuustruus? Er was vorig jaar een handtekeningenactie, onder meer voor een vrouwelijke hoogleraar filosofie.
“De selectiecommissie kon niet zomaar iemand aanstellen, de kandidaat moet aan allerlei eisen voldoen. Het feit dat ik aangenomen ben, betekent dat ik daar in elk geval aan voldeed. Maar zelfs als ik vanwege mijn geslacht aangesteld ben en niet vanwege mijn cv, dan zij dat maar zo. Ik zit hier als afdelingshoofd, ik kan nu dingen voor elkaar krijgen.”
Besteedt u zelf in colleges aandacht aan vrouwelijke denkers?
“Ik schaam me er een beetje voor, maar dat deed ik inderdaad niet. Ik noemde tijdens de colleges dat er geen vrouwen in het handboek antieke filosofie stonden, maar dat ze er wel waren. Studenten vroegen me waarom ik die dan niet noemde. Dat doe ik nu wel.”