Iedereen kent het discriminatieverbod in de grondwet: discriminatie wegens godsdienst, ras, geslacht of “welke grond dan ook” is niet toegestaan. Ook onderscheid op basis van nationaliteit is verboden. Zelfs indirect onderscheid maken mag eigenlijk niet, en anders moet je secuur uitleggen waarom.
Dat laatste is niet gebeurd bij de recente wetswijziging die universiteiten en hogescholen de mogelijkheid moet geven om buitenlandse studenten te weren. In de wetstekst is niet uitgelegd waarom het indirecte onderscheid tussen Nederlandse en buitenlandse studenten noodzakelijk is.
Onbruikbaar
Dat maakt het amendement in feite onbruikbaar, denkt Job Buiting. Een universiteit die op basis hiervan buitenlandse studenten weigert, zal bij een rechtszaak hoogstwaarschijnlijk bakzeil halen.
Buiting was enkele jaren wetgevingsspecialist op het ministerie van Onderwijs en doet nu datzelfde werk bij het ministerie van Volksgezondheid. Hij promoveert binnenkort aan de Radboud Universiteit op de autonomie van de leraar en schrijft geregeld over onderwijsrecht op zijn eigen platform.
“Als je er een goeie reden voor geeft, kun je wel degelijk onderscheid maken”, legt Buiting uit. “Dat gebeurt ook met het collegegeld van studenten die niet uit Europa komen. Die betalen meer en dat staat expliciet in de wet. In dit amendement staat niets over het verschil tussen Nederlandse en buitenlandse studenten.”
De wettelijke grondslag hiervoor “lijkt te zijn vergeten”, zegt Buiting. Het verbaast hem dat niemand hierover aan de bel heeft getrokken. Niet binnen het wetgevingsbureau van de Tweede Kamer noch binnen het ministerie van Onderwijs.
Bizar
Daarbij zal het niet geholpen hebben dat de discussie in de Kamer vooral over de dubieuze procedure ging die de VVD volgde. De partij kwam met de wetswijziging tijdens de begrotingsbehandeling, terwijl het voorstel zelf over een heel andere onderwijswet gaat. Dat mag niet volgens de regels van de Kamer. Minister Dijkgraaf ontraadde het voorstel daarom en D66 wilde het ontoelaatbaar laten verklaren. Daar stemde een meerderheid vorige week tegen. Even later werd het amendement alsnog aangenomen met bijna tweederde van de stemmen.
In alle consternatie is de inhoud van het amendement onbesproken gebleven. Bizar, vindt Buiting. Door de procedurele shortcut van de VVD heeft de Raad van State er niet over kunnen adviseren. “En normaal zou een wet die zo’n onderscheid maakt ook naar het college voor de rechten van de mens zijn gegaan. Dan had deze fout hersteld kunnen worden.”
De Raad van State heeft in 2019 wel over een vergelijkbare studentenstop voor Engelstalige opleidingsvarianten geadviseerd. Het adviescollege had toen geen opmerkingen over de rechtmatigheid. Het verschil is, zegt Buiting, dat de wet die toen voorlag het onderscheid tussen Nederlands- en anderstalige opleidingsvarianten wél expliciet regelde.
Dat wetsvoorstel werd destijds aangenomen door Tweede Kamer. Voordat de Eerste Kamer erover kon stemmen, trok de toen net aangetreden minister Dijkgraaf het terug. Hij wilde de wet eerst verbeteren.
Irritatie
Dat de minister nu al twee jaar aan het verbeteren is, wekt irritatie in de Tweede Kamer. In januari, tijdens de behandeling van de begroting van het ministerie van Onderwijs, trok de VVD het initiatief naar zich toe. De partij wilde onderwijsinstellingen zo snel mogelijk de wettelijke middelen geven om buitenlandse studenten te weren.
Vorige week, een dag na de stemming in de Tweede Kamer, waarschuwde Dijkgraaf dat het voorstel van de VVD geen tijdwinst zou opleveren. Het aanpassen van de systemen van Studielink kost tijd, zodat de nieuwe fixus pas in 2026 van kracht kan worden.
De vraag is nu wat de Eerste Kamer met het amendement doet. In de senaat wordt als het goed is kritisch naar de kwaliteit van wetgeving gekeken. Maar dit amendement wegstemmen gaat niet zomaar. Door het staatsrechtelijke geitenpaadje dat de VVD bewandelde hangt het amendement aan de begroting van het ministerie van Onderwijs. Het ligt niet erg voor de hand dat de Eerste Kamer die wegstemt, zegt Buiting.
Als de senaat toch bezwaar maakt, moet de minister terug naar de Tweede Kamer om de begrotingswet te repareren. Maar dan moet de Tweede Kamer er dus opnieuw over stemmen. Dat zal tijd kosten.