Universiteiten en hogescholen vinden een landelijk verbod op gezichtsbedekkende kleding nergens voor nodig. Toch krijgt een wetsvoorstel van die strekking ruime steun in de Tweede Kamer.
De discussie over een boerkaverbod sleept sinds 2004. Gisteren bleek een ruime meerderheid in de Tweede Kamer het wetsvoorstel te steunen dat gezichtsbedekkende kleding moet verbieden in het onderwijs, het openbaar vervoer, overheidsgebouwen en de zorg. Het gaat dan om kleding “waarbij het gezicht zodanig wordt bedekt dat de drager ervan niet herkenbaar is”.
Geen probleem
Universiteiten en hogescholen zagen eerder niets in het landelijke boerkaverbod dat het kabinet Balkenende IV voorstelde. Dat standpunt is onveranderd: “We hebben sindsdien geen signalen ontvangen van universiteiten dat dit een probleem is en zien ook nu niet in waarom deze wetgeving nodig is”, zegt woordvoerder Rianne Kouwenaar van universiteitenvereniging VSNU. De Vereniging Hogescholen wijzigt haar standpunt evenmin.
De Raad van State adviseerde vorig jaar om van het wetsvoorstel af te zien. “Samenleven gaat met verschillen gepaard. Om deze verschillen te overwinnen of te accepteren is onderlinge communicatie een eerste vereiste. Overleg, of een maatregel van onderop, past daarbij doorgaans beter dan een wettelijke regel.” Bovendien, meent de Raad, zijn de instellingen prima in staat zelf dergelijke regels op te stellen.
Eigen verbod
GroenLinks sluit zich bij dit advies aan. De partij diende gisteren twee moties in, omdat zij meent dat “noodzakelijkheid” van dit verbod “onvoldoende” is aangetoond, zowel in het onderwijs als bij zorginstellingen. Ook D66 zag niets in het plan, die noemde het voorstel “symboolwetgeving”.
Sommige universiteiten en hogescholen hebben zelf een dergelijk verbod opgenomen in hun reglementen, zoals bijvoorbeeld de Vrije Universiteit, de Haagse Hogeschool en de Hogeschool Rotterdam. “Persoonlijk contact is in het onderwijs heel belangrijk”, zegt een woordvoerder van de Hogeschool Rotterdam. “Gezichtsbedekkende kleding kan daarbij remmend werken.”