Twee culturen hebben schuurt soms. Daarover verhalen recente theatervoorstellingen als Melk & Dadels, Status en De zachtmoedige radicaal. Hoe zit dat op de VU? Wat zijn de ervaringen van VU-studenten met een biculturele identiteit?
Actrice Kyra Bououargane vertelt in Melk & Dadels dat ze weleens het gevoel heeft tussen culturen te zweven, zonder echt ergens bij te horen. Ze is geen ‘echte Marokkaan’ met haar Nederlandse voornaam en accent, maar ook geen ‘echte Nederlander’ met haar donkere krullen en, zoals ze zelf zegt, ‘stevige derrière’.
Schrijver Johan Fretz, die vorig jaar de theatervoorstelling De zachtmoedige radicaal maakte (gebaseerd op zijn boek Onder de Paramariboom), vertelde hetzelfde: mensen vragen hem waar hij vandaan komt, terwijl hij meent net als zij gewoon hier uit Nederland te komen. In Suriname wordt hij een blaka-bakra genoemd, een donkere blanke, omdat ze hem daar te Nederlands vinden om een Surinamer te zijn.
Ditjes en datjes
De Surinaams-Nederlandse Nahawi Hoop (23), student communicatie- en informatiewetenschappen aan de VU, herkent het wel, bijvoorbeeld in de omgang met docenten. Ze vindt hen vaak heel open en amicaal tegen studenten, maar dat is niet wat zij heeft meegekregen. “Je praat niet met oudere mensen of docenten over ditjes en datjes. In Suriname zeg je dan helemaal niks, je knikt alleen. Hier denk ik: wat zeg ik wel en wat zeg ik niet? Ik heb het eens aan een docent verteld, toen we het over cultuurverschillen hadden, en dat begreep hij wel.”
Ook de Turks-Nederlandse psychologiestudente Pinar Çetin (23, geboren in Turkije, maar hier opgegroeid) worstelt met cultuurverschillen tussen thuis en daarbuiten. Dit zorgt soms voor wrijving met haar ouders. Zo heeft ze een vriend, maar weten haar ouders van niets. Voor haar Nederlandse vriendinnen onbegrijpelijk. “In Nederland neem je je vriend mee naar huis en stel je je ouders voor, maar in de Turkse cultuur doe je dat niet zomaar.”
Avondklok
Toen ze stopte met haar studie heeft haar vader drie maanden niet met haar gesproken
Toen Pinar op de middelbare school zat, stond de avondklok voor haar standaard op zes uur. “Ik wilde juist meedoen met mijn vriendinnen, en dus ook ’s avonds kunnen afspreken. Ik zag de Nederlandse gewoonten meer als de mijne dan de Turkse.” Maar ze groeide op met die laatste, en had zich dus aan die regels te houden. De cultuurverschillen leken soms onoverbrugbaar. Pinar begreep haar ouders vaak niet. “Ze leven al jaren hier, waar iedereen ’s avonds op straat loopt. Ik realiseer me wel dat Turkije anders is, en dat het daar onveiliger is om na een bepaald uur op straat te zijn, maar ik vraag me af of mijn ouders zich wel realiseren dat dat in Nederland anders is.”
Inmiddels woont Pinar niet meer thuis en merkt ze dat haar moeder haar daardoor enigszins heeft kunnen loslaten. “Alsof ze ziet dat ik groei op een manier waarop ze dat zelf nooit kon. Ze lijkt nu te waarderen dat ik in een fase van zelfrealisatie zit die ze zelf nooit gehad heeft.”
Met haar vader was het soms lastiger. Toen ze stopte met haar studie rechten en overstapte naar literatuur en samenleving, heeft hij drie maanden niet met haar gesproken. Ze woonden toen nog in hetzelfde huis. Als ze daaraan terugdenkt maakt dat haar nog verdrietig. Maar tegelijkertijd kan ze het haar ouders niet kwalijk nemen. Ze hebben immers hard gewerkt om hun kinderen een goede opleiding met een duidelijk carrièreperspectief te bieden. Inmiddels is ze overgestapt naar psychologie, nóg een keuze waar haar vader niet achter staat. Maar ze kiest nu voor zichzelf.
Wat ben jij?
Nahawi voelt zich eigenlijk altijd wel Surinaams. “Dat komt omdat me altijd gevraagd wordt waar ik vandaan kom of ‘wat ik ben’. Als je dat je hele leven hoort, is het alsof je inderdaad iets anders bent, en dus niet Nederlands. En hier op de VU zijn er ook niet veel mensen die eruitzien zoals ik, dus dan voel ik me juist Surinaams.” Anders is het als Nahawi in het buitenland is: “Als iemand dan vraagt waar ik vandaan kom zeg ik wel Nederland. En dan voel ik me misschien wel een beetje Nederlands.”
Soms voelt ze zich hier een vertegenwoordiger voor álle mensen van kleur, waardoor ze weleens het gevoel krijgt zich van haar beste kant te moet laten zien. Zowel op de VU als op haar werk in een koffietentje is ze vaak de enige persoon van kleur. “Stel dat ik de enige Surinamer ben die sommige mensen ooit zien, dan baseren ze hun hele oordeel op mij en heb ik het straks verpest voor alle Surinamers.”
Dat laatste herkent Pinar wel. “In Nederland bestaan er sterke stereotypen over Turkse mensen. Ik probeer dan zo goed mogelijk Nederlands te spreken zodat ik niet onder dat stereotype geschaard word. Maar ook om te laten zien dat niet alle Turken zijn zoals veel Nederlanders denken.” Toch denkt ze niet dat ze het probleem daarmee kan verhelpen. “Stereotyperen is menselijk en daar ben ik me ook van bewust. Ik kan het stereotype in iemands hoofd niet vernietigen, ook niet als ik netjes Nederlands spreek.”