Onderwijsinstellingen laten onnodig geld op de plank liggen. Hoeveel geld precies? En wanneer is het te veel? De onderwijsinspectie gaat het in opdracht van het ministerie uitzoeken.
Het geld dat sommige instellingen – van basisschool tot universiteit – oppotten staat vaak niet in verhouding tot de reële risico’s die ze lopen, schrijven onderwijsministers Slob en Van Engelshoven in een brief aan de Tweede Kamer. “Om ervoor te zorgen dat besturen bewust omgaan met onderwijsgeld en geen onnodige reserves aanhouden, stellen wij signaleringswaarden in.”
De inspectie gaat onderzoeken wat de beste manier is om vast te stellen of reserves te hoog zijn. Tegelijkertijd wordt in kaart gebracht welke besturen te veel geld op de plank hebben liggen.
Verklaring
Op basis van de meest recente jaarrekeningen selecteert de inspectie de instellingen met de hoogste reserves en kijkt ze of daar een goede verklaring voor is. Zo niet, dan moet het bestuur schriftelijk onderbouwen hoe het opgepotte geld alsnog besteed gaat worden. De precieze ‘signaleringswaarden’, die een graadmeter zijn van mogelijke financiële problemen, worden later dit jaar bekend.
In diezelfde periode wordt ook het onderzoek gepubliceerd naar de redenen waarom besturen hun geld oppotten. Heeft dat bijvoorbeeld te maken met teruglopende studentenaantallen in een krimpregio? Hoewel steeds meer instellingen hun financiën openbaar maken, ontbreekt het “verhaal achter de cijfers” nog, schrijft Van Engelshoven.
De spaarpotten van onderwijsinstellingen staan al langer ter discussie. Tijdens de verdediging van haar begroting vorig jaar, verweet minister Van Engelshoven vooral de universiteiten Hollebolle Gijs-gedrag: ze zouden almaar meer geld willen en te weinig investeren.
Bovengrens
Instellingen moeten scherper gaan begroten, benadrukt Van Engelshoven opnieuw in haar brief. Ze wil dat instellingen “hun deken van voorzichtigheid van zich afleggen”. Ze verwijst instemmend naar het recente advies van de commissie-Van Rijn, die stelde dat de huidige grote reserves “niet passen bij de maatschappelijke opgaven van universiteiten en hogescholen”. Als het aan de commissie ligt, moet er een bovengrens komen voor de solvabiliteit van een instelling, de verhouding tussen eigen en vreemd vermogen.
Maar de universiteiten wezen er eerder op dat ze voorzichtig begroten omdat hun bekostiging, die deels afhangt van de studentenaantallen, moeilijk te voorspellen is. Volgens de minister komt daar binnenkort verandering in. Universiteiten en hogescholen krijgen straks, net als mbo-instellingen, eerder in het jaar te horen hoeveel geld ze tegemoet kunnen zien.