Winnaars van een wetenschapsbeurs maken jaren later meer kans op de volgende beurs. En ze worden ook vaker hoogleraar. Met hun talent heeft dit weinig te maken, blijkt uit nieuw onderzoek.
Het wordt wel het Mattheus-effect genoemd: wie geld heeft, krijgt nog meer geld. Dat speelt ook in de wetenschap: wie eenmaal een beurs in de wacht sleept, maakt meer kans op de volgende beurs.
Amsterdamse sociologen wilden weten hoe sterk dit effect eigenlijk is. Heel vreemd is het niet dat een uitstekende wetenschapper jaren later opnieuw van zijn concurrenten wint. Maar hoe zit het met gelijkwaardige onderzoekers?
Hakken over de sloot
UvA-socioloog Thijs Bol en zijn coauteurs keken naar onderzoekers die met de hakken over de sloot een Veni-beurs van NWO in de wacht sleepten. Deze wetenschappers hebben ze vergeleken met wetenschappers die net onder de streep eindigden.
Met talent heeft deze verdeling weinig te maken. Deze wetenschappers zijn praktisch even goed en daar verandert later ook weinig aan: de winnaars worden nauwelijks beter geciteerd dan de verliezers.
Winnaars winnen meer
Maar de gevolgen van wel-of-niet winnen blijken aanzienlijk. De winnaars maken 2,5 keer zoveel kans op een volgende beurs als de niet-winnaars, blijkt uit het onderzoek dat vandaag is verschenen. Ze worden ook vaker hoogleraar. De rijken worden dus inderdaad rijker.
Dat komt deels doordat verliezers gewoon geen volgende beurs aanvragen. Misschien zijn ze ontmoedigd door hun verlies. “Maar daarmee kunnen we maar een derde van het effect verklaren”, zegt Bol. De rest heeft dus te maken met andere dingen, meent hij, zoals status.
Beginnen met achterstand
Na een verloren hardloopwedstrijd begin je de volgende keer weer op gelijke hoogte met je tegenstanders. In de wetenschap niet. Daar begin je bij de volgende beursaanvraag met een achterstand, zegt Bol, zelf overigens winnaar van een Veni-beurs. “Het is een verlies voor de Nederlandse wetenschap en innovatie, want dit zijn niet per se de mensen die je kwijt wilt raken.”
Misschien kan NWO wat minder van de grote beurzen uitreiken, oppert Bol, zoals de zwaartekrachtsubsidies en de Vici’s. Dan blijft er meer geld over voor kleine beurzen voor jonge onderzoekers. Dat zou weleens een betere investering kunnen zijn, vermoedt hij.
Eerste beurs lastiger
Onderzoeksfinancier NWO kent het onderzoek, dat gepubliceerd is in het gerenommeerde Amerikaanse tijdschrift PNAS (Proceedings of the National Academy of Sciences). Er zitten volgens NWO zowel goede als slechte kanten aan het Mattheus-effect. “Een goede kant is dat de middelen bij uitmuntende onderzoekers terecht komt, die het weer inzetten voor onderzoek waarin ook jongere onderzoekers de kans krijgen zich verder te ontplooien.”
Een minder goede kant is dat het rendement van investeringen in onderzoek afneemt wanneer het aantal toegekende beurzen aan een persoon te groot wordt, zegt NWO. Ook is de drempel hoger voor jonge wetenschappers om zelf een eerste beurs binnen te halen.
Dit onderzoek van Thijs Bol biedt “nuttige handvatten” om het Mattheus-effect aan te pakken, wat NWO toch al van plan is. De onderzoeksfinancier wil bijvoorbeeld meer nadruk leggen op team science, zodat de beurzen minder persoonsgebonden worden.