Om bij de man, ik noem hem maar even de gorilla, in het gevlei te komen was een jammerende hulpeloze blik voldoende. Hij trommelde op zijn borst, slaakte een kreet, kwam vervolgens tot actie en keerde met gestreeld ego terug op de apenrots. Hij schiep orde en duidelijkheid door machtsvertoon en soms door onverhuld misbruik.
Maar tijden veranderen. Met de MeToo-beweging in de rug brokkelt de apenrots af. Het gaat niet uitsluitend meer om de bewustwording van seksueel grensoverschrijdend gedrag, maar breder om het afrekenen met machtsmisbruik, angstcultuur en intimidatie in welke hoedanigheid ook. Niet zelden in een academische setting toegedekt met verzachtende woorden over het streven naar excellentie.
Nu de gorilla’s uitsterven zien slangen hun kans. Slangen dienden vroeger vooral de gorilla’s, als consiglieres van de macht. Maar slangen zijn veel lastiger te zien door hun schutkleuren. Zij navigeren sluipend en maken zich schuldig aan anonieme haatzaaierij, fluistercampagnes, verdachtmakingen en heimelijke beschuldigingen, wurgen zoetjes hun prooi aan gort, vereffenen oude rekeningen en ruiken de macht. Door geniepig koudvuur te spuwen, creëren zij rook. De rook wordt gretig opgeslurpt, opgetekend, overgenomen en fel uitgebraakt door anderen. De nieuwe consiglieres van het kwaad.
Het is een ludieke oefening om slangengedrag te projecteren op mensen. Maar de slang staat niet alleen voor duistere kanten, het is ook een dier dat zijn huid afwerpt in een periode van transformatie. Die overgang kent giftige kanten en vindt nu overal plaats. Een herordening, ook op de universiteiten, waarin we zoeken naar hoe we ons opnieuw moeten verhouden tot elkaar. Maar niet alleen tot elkaar, jong en oud, arm en rijk of tot gender, ook tot de natuur én de dieren. Wij verschillen niet veel van dieren, met al onze trots, streken en falen. Met dit verschil dat dieren niet kunnen praten en als ze wel zouden praten, wij ze niet zouden eten.