Nadat Pieter Omtzigt vorige maand had bekendgemaakt de politiek te verlaten, las ik een nieuwsartikel dat poogde duiding te geven aan de ondergang van zijn partij Nieuw Sociaal Contract. Omtzigts vrije val in de peilingen zou te wijten zijn aan zijn besluiteloosheid.
Iedereen weet: Omtzigt is een twijfelaar. Vraag de beste man of hij een biertje wil, en hij aarzelt net zo lang tot het huisfeestje allang voorbij is en jullie met z’n tweeën in een verder lege woonkamer bierflesetiketten aan het bestuderen zijn.
En ook in een Tweede Kamer is men zo’n twijfelkont liever kwijt dan rijk. Waarom? Een blik op een doorsnee campagneposter zegt genoeg. We willen sterke mannen die met een opgeruimde oogopslag zelfverzekerd de verte in turen, nadenkend over hoe ze hun rotsvaste idealen gaan verwezenlijken.
Laten we wel wezen: politiek is ook niet veel meer dan een populariteitswedstrijd. Een talentenjacht waarin de X-factor allesbepalend is. En als de lijnen zijn geopend, pakken de mensen net wat sneller hun telefoon voor een dikgedrukt uitroepteken dan een bibberende komma.
Alleen gaan Kamerverkiezingen niet om de trofee en het platencontract, maar om het landsbestuur. En dan word ik liever niet bestuurd door die posterboys, met hun ferme uitspraken en dogmatische overtuigingen. Ik geloof dat het collectief belang gebaat is bij bestuurders zonder voorgekauwde standpunten en met voortschrijdend inzicht. Twijfelkonten en draaikonten dus.
Het is essentieel dat machthebbers hun eigen opvattingen, wetten, bewindspersonen en retoriek durven te betwijfelen. Die zelfreflectie voorkomt dat ze blind zijn voor de slachtoffers die hun eigen beleid – al dan niet onbedoeld – tot gevolg heeft. Twijfel behoedt ons voor tirannie. Dat is het voordeel van de twijfel.
Geef mij maar een Omtzigt, die wikt, weegt en weifelt. Die soms huilt, ja, en zichzelf in zijn werk verliest, omdat hij tenminste het besef heeft dat hij over mensenlevens beslist.
Het alternatief is Rutte, die na het vermorzelen van toeslagenouders en het bombarderen van onschuldige burgers in Hawija in de spiegel nog altijd een onverminderd goedlachse baantjesplakker ziet. Het alternatief is Wilders, Faber, Wiersma, die de alternatieve waarheid in pacht hebben. Liever dan deze dubieuze figuren, heb ik iemand in dubio.
Alleen zitten die nu wel in Vak K. Uitgerekend dankzij Omtzigt, die als beschermheer van de rechtsstaat een anti-rechtsstatelijke partij in het zadel hielp. Is een zekere principiële vasthoudendheid voor een goed politicus dan niet net zo belangrijk als zelfreflectief vermogen? En is dat dan het enige waar Omtzigt niet aan had mogen twijfelen: zijn grondbeginselen van de democratische rechtsstaat?
Ik twijfel.