Laten we ons eens voorstellen hoe de vijftien rectoren in hun appgroepje een statement opstelden over hun visie op de genocide in Israël. Wie neemt de leiding in deze kolkende massa ego’s? Wie brengt structuur aan? Wie zet de puntjes op de i? Er wordt nog een laatste Zoom afgesproken. Er wordt die avond onder hoge druk gewerkt, de irritatie neemt gaandeweg toe.
De rector van Maastricht laat op zich wachten omdat hij een belangrijke vergadering heeft, de deadline voor commentaar is al lang verstreken. De rector van de VU mompelt tegen zichzelf dat we het allemaal druk hebben. Een open en kritische dialoog met de rectoren van de Israëlische universiteiten, dat moet de rode draad worden in het statement. De rector van Delft vraagt voorzichtig of een van de anderen al zo’n dialoog heeft gevoerd? De rector van de UvA antwoordt dat hij door de rector van de Hebrew University in Jeruzalem is gebeld en kritisch is ondervraagd over de protesten van zijn medewerkers en studenten. Hij geeft toe dat hij er uiteindelijk niet toe is gekomen om een open en kritische vraag te stellen over de opstelling van zijn Israëlische collega. De handjes van de andere rectoren blijven verder naar beneden. Het wordt ongemakkelijk stil.
De rector van Leiden klikt ten slotte zijn virtuele handje de lucht in en neemt het woord: ‘Het gaat er toch niet om dat wij helemaal geen kritische dialoog voeren? Het gaat erom dat de buitenwereld denkt dat we het gaan doen.’ Er wordt opgelucht en instemmend geknikt en alle duimpjes gaan op het zoom scherm omhoog. Een enkeling voegt jolig nog een smiley toe. De vergadering werd in een goede stemming afgesloten.
Even effectief als een boycot, is het denken dat een kritische dialoog iets oplevert in het onder druk zetten van partijen die (in hun ogen) strijden om te overleven. Ik begrijp de gevoelens van machteloosheid en de wanhopige pogingen om iets van verandering te bewerkstelligen. De hoogmoedigheid van de eigen overtuiging die daarin ook besloten ligt vind ik echter niet passen in een academische context.
Het is en blijft buitengewoon kwalijk en uiterst onwetenschappelijk om consequent en zonder enige inhoudelijke feitelijke en juridische onderbouwing van een ‘genocide’ te spreken.
Dat is een zeer ernstige beschuldiging die je niet mag doen zonder dat je je hebt verdiept in de juridische en historische betekenis van het begrip genocide en de feitelijke gebeurtenissen in Israël en Gaza vanaf 7 oktober vorig jaar.
Dat zal de eerste openingszin moeten zijn van iedere integere wetenschapper en dus ook van de rectores die nog enig wetenschappelijk fatsoen willen hooghouden op de Nederlandse universiteiten..
Over een fake dialoog gesproken : https://www.ewmagazine.nl/nederland/opinie/2024/06/marthe-geke-bracht-pro-palestijnse-studenten-1419199/
Iets genocide noemen zonder bewijs te leveren is een loze kreet, die naarmate hij te vaak loos wordt gebruikt zijn waarde verliest. Dit soort gratuite stemmingmakerij past evenwel naadloos bij het nwe kabinet Rechts 1