Een stuk of vijftien vluchtelingen zitten in de collegezaal voor de eerste van een serie van vier workshops van Refugenius, het project van studenten Ravi Panday en Léon Polman. Ze leren er hun kansen op de arbeidsmarkt te verbeteren.
De meeste deelnemers zijn man. Er is een tandarts bij, een docent Arabisch, een tolk/vertaler, een kapper, een archeoloog. Opvallend veel zeggen dat ze in ‘sales’ zitten. Dat valt communicatietrainer Quirine Veth, die deze eerste workshop verzorgt, ook op. “Hoe kan het dat hier zoveel sales-men bij zitten?” vraagt ze. “Dat is een beetje vreemd.”
Het blijkt dat de mannen in Syrië, waar de meesten vandaan komen, een winkeltje hebben gehad. Groenten verkochten of andere levensmiddelen. “O, maar dat is in Nederland geen sales”, zegt Veth. Bij sales denkt iedereen hier aan iemand in pak die voor een groot bedrijf werkt, met een gigantisch klantenbestand.”
Iemand die iemand kent
Veel deelnemers hebben via via van deze workshop gehoord. De Irakese vluchteling Nouri hoopt hier te leren hoe hij werk kan vinden als vertaler. “In Irak heb je niet zoiets als een ‘arbeidsmarkt’”, zegt hij. “Daar vind je werk omdat je iemand kent die weer iemand anders kent. Zoals ik deze workshop heb gevonden”, zegt hij.
Tarek uit Syrië wil gaan studeren en zoekt werk om zijn studie te kunnen betalen. “Iets in een kledingwinkel of iets met media of theater”, zegt hij. Hij vindt de workshop “awesome”, vooral ook omdat die in een universiteit wordt gehouden en hij daardoor “bijna” het gevoel krijgt weer student te zijn.
Veth begint de workshop niet overdreven bemoedigend. Nederland heeft een half miljoen werklozen, zegt ze, en veel daarvan zijn hoogopgeleid. Haar eigen schoonbroer is naar Australië geëmigreerd omdat hij hier geen werk op zijn niveau kon vinden.
Niet zo jong meer
En ook: “Je spreekt de taal niet, je bent niet Nederlands, je bent ook niet zo jong meer, dus het wordt moeilijk om een baan te krijgen.”
Moeilijk, maar niet onmogelijk. De Syriër Hamza, gediplomeerd tandarts, is erin geslaagd een stageplek te krijgen als tandartsassistent. Hij gaat ook proberen zijn Syrische diploma in Nederland geaccepteerd te krijgen. Archeoloog Araf is realistisch en zet zijn vaardigheden als elektricien in om werk te krijgen.
Veth benadrukt het belang van een buddy die je als vluchteling kan helpen wegwijs te worden op de Nederlandse arbeidsmarkt, en om het huiswerk mee te doen dat ze in deze workshop krijgen. In groepjes laat ze de deelnemers zelf uitzoeken waar in Amsterdam behoefte aan is. Ze leert ze zichzelf te “verkopen”. Dat druist in, heeft ze gemerkt, tegen de cultuur van de Syriërs, die gruwen bij het idee dat ze zichzelf moet verkopen. Dat voelt als een soort opscheppen.
Soort hobby
Ze is verbonden aan Global Workforce, een organisatie die wereldwijd werkkrachten inzet bij bedrijven die daar tijdelijk behoefte aan hebben en waarmee Panday en Polman samenwerken om deze workshops op te zetten. Ze doet dit gratis. Vluchtelingen zijn een soort hobby voor haar geworden, vertelt ze tijdens de pauze.
Panday en Polman hebben al eerder workshops voor vluchtelingen verzorgd in het kader van de VU-afdeling van Enactus, een internationale nonprofit-organisatie die studenten, het hoger onderwijs en leiders uit het bedrijfsleven bij elkaar brengt om te werken aan een duurzame wereld.
“Maar die waren minder gestructureerd”, vertelt Panday. Polman en hij gaven de workshops zelf, een beetje uit de losse pols, geïmproviseerd, en met de hulp van mensen van onder andere de VU. Deze zijn wat professioneler aangepakt, met gebruikmaking van de kennis van Global Workforce en een andere organisatie, Refugee Start Force.
Netwerk uitbreiden
Een aantal van de deelnemers aan die eerste workshops zijn nu ook weer van de partij, zegt Panday. “Het laat zien hoe gemotiveerd ze zijn. Bovendien houdt het ze bezig en breiden ze hun netwerk op deze manier uit.”
Veth drukt ze op het hart om onafhankelijk te worden. “Word actief, toon initiatief.”