Hoogleraar cultuurgeschiedenis Inger Leemans kan smakelijk vertellen en schrijven over de meer prozaïsche aspecten van onze cultuurgeschiedenis. Porno in de Gouden Eeuw, bijvoorbeeld, en hoe het vroeger rook (en stonk). Maar hoe hou je een boek van 300 pagina’s over de betekenis van de vlieger boeiend? Hoeveel valt dáárover te vertellen?
Nou, heel veel, dus. De vliegerende Hollander, dat Leemans samen met cultuurhistoricus Gert-Jan Johannes schreef, wekt sterk de indruk elke verwijzing naar het vliegeren te bevatten die in Nederland ooit door een dichter, etser, schilder, schrijver, politicus, reclamemaker, striptekenaar en smartlappenzanger is gedaan. Het leest lekker weg, is rijk geïllustreerd en laat zien dat de vlieger inderdaad een essentieel deel van de Nederlandse cultuur is. Dat, zoals de schrijvers aan het eind betogen, het passender zou zijn de vliegerende Hollander als nationaal symbool te kiezen in plaats van de Vliegende Hollander, een spooklegende die bekender is in het buitenland dan in Nederland zelf.
Moralistisch vers
Het boek begint met een prent van Adriaen van de Venne uit 1618, waarop een vliegerend kind te zien is en die gemaakt is bij een gedicht van Jacob Cats, ‘Kinderspel’: ‘Let op de vlieger van papier / Gerezen tot de hemel schier’. Het is een moralistisch vers dat de eerzuchtige mens waarschuwt niet te hoog te willen, want dan loopt het slecht met je af.
En het eindigt ergens in de 20ste eeuw, waar schrijvers Willem Frederik Hermans en Gerard Reve ruziemaken en Hermans Reve op zijn plaats zet door hem te herinneren aan een anekdote uit zijn jeugd, waar Reve nog steeds met wroeging aan terugdacht. Reve had namelijk de vlieger van zijn broer Karel (Van het Reve, de befaamde letterkundige) schoot laten gaan (een van de vele Nederlandse begrippen die voortkomen uit het vliegeren) door het touw door te snijden. Reve had in een interview iets gezegd over Hermans waardoor die laatste in zijn wiek geschoten was en hij schreef Reve dat hij kennelijk nog altijd bezig was het touwtje van zijn broer door te snijden ‘en daar word je langzamerhand wel een beetje te groot voor’.
Die moralistische lading van Cats is eigenlijk altijd aan die vlieger blijven kleven
Mijn punt is, althans de lering die ik uit het boek van Leemans en Johannes heb getrokken, dat die moralistische lading van Cats eigenlijk altijd aan die vlieger is blijven kleven. In de loop der eeuwen heeft die natuurlijk ook wel andere functies gehad, het verbeelden van vrijheid bijvoorbeeld, of het verlangen naar een dode moeder in een smartlap van André Hazes, die in het lied een vlieger oplaat met een boodschap aan zijn moeder die in de hemel is. Maar het valt op dat er iedere keer weer een U-bocht wordt gemaakt terug naar die typisch Nederlandse moraal van de val, die onvermijdelijk is na de hoogmoed.
Blote borsten
Zo verscheen in 1872 bijvoorbeeld het kinderboekje Piet Durf van M.P. Rosmade (een pseudoniem van bakkerszoon Evert Masdorp), over een jongen die, hangend aan zijn vlieger, over het Hollandse landschap scheert en eindigt op de windhaan op een kerktoren. In een bewerking van dat verhaal krijgt de jongen, nu Hein Waaghals geheten, een lange ladder aangereikt waarmee hij van de toren af kan klimmen, want het was toch wel gevaarlijk wat hij deed. Zo worden na elke onbezonnenheid de teugels snel weer aangehaald.
De vlieger komt in de literatuur vaak voor als middel om mensen te terroriseren, altijd die Hollandse zwaarmoedigheid. In een van de laatste hoofdstukken, ‘Vlieger en Kruis’, zien we een foto van een vrouw met een vlieger, haar borsten ontbloot, en dan belooft alles een frivolere wending te krijgen. Maar dit hoofdstuk, over de erotische connotaties van het vliegeren, is na zes pagina’s alweer afgelopen. De voor de hand liggende combinatie vliegeren en seks doet het vooral in het buitenland goed, in Nederland zijn er blijkbaar weinig voorbeelden van.
Nederlandse koloniën
Het vliegeren krijgt een totaal andere dimensie vanuit de voormalige Nederlandse koloniën, waar vliegeren een sport is die ook door volwassenen wordt beoefend (Java), zij gebruiken de vlieger zelfs om te vissen (Molukken). In zowel Suriname als Nederlands-Indië was het vechtvliegeren populair, waarbij de vliegeraars elkaars vlieger naar beneden proberen te halen, soms door met vlijmscherp vliegerdraad de draad van de anderen door te snijden.
Dit vechtvliegeren werd, laten Leemans en Johannes zien, door anti-immigrantenpartijen in Engeland gebruikt om stemming te maken tegen Britten met een Aziatische afkomst, terwijl de sport in Nederland juist verbroederde, gezien de wedstrijden die Molukse en autochtone Nederlanders gezamenlijk in Vaassen organiseerden.
Gert-Jan Johannes en Inger Leemans, De vliegerende Hollander, Prometeus 2020, € 29,99.