Heeft de ondernemingsraad werkelijk invloed? Dat was een van de vragen die aan de orde kwamen bij het debat gisteren naar aanleiding van de verkiezingen voor de ondernemingsraad.
“Wie kan werkelijk invloed op mij uitoefenen?” vroeg collegevoorzitter Jaap Winter aan de drie aanvoerders van de verschillende kieslijsten bij de OR-verkiezingen. Winter trad op als gespreksleider en deed dat met verve.
Beetje bijsturen
“We moeten realistisch zijn en niet verwachten het hele beleid te kunnen veranderen. Maar het schip een beetje bijsturen moet mogelijk zijn voor de ondernemingsraad”, vond Jelly Reinders van CNV publieke zaak.
Contraproductief
“De ondernemingsraad heeft de meeste invloed als het bestuur en raad elkaar niet contraproductief tegenwerken, maar juist samen proberen te zoeken naar toekomstbeelden die ze delen”, aldus Ottho Heldring (AbvaKabo FNV). Hij is momenteel voorzitter van de raad en kondigde aan opnieuw voor die functie kandidaat te zijn. Maar wel eind dit jaar te vertrekken vanwege pensioen. Hij hoopt dat voor het einde van zijn raadsperiode de laatste plannen voor de reorganisatie van de bedrijfsvoering zijn afgehandeld.
Goede argumenten verzamelen
Laura Henderson van het Promovendi-Overleg VU denkt dat de OR het vooral moet hebben van kwalitatief goede argumenten. “We moeten als raadsleden ons breed oriënteren en proberen veel contacten aan te gaan met medewerkers in de faculteiten en diensten. Die kunnen via forums en werkgroepen meedenken en zo goede oplossingen bedenken. Dat geeft meerwaarde aan onze ideeën. ”
Wetenschappers nodig
Ze riep vooral wetenschapper op zich meer in te zetten voor de medezeggenschap omdat zij nu nogal ondervertegenwoordigd zijn. Volgens haar komt dat mede doordat medewerkers die uit het buitenland komen nauwelijks weten wat de ondernemingsraad is en doet. Daarom moet meer informatie in het Engels worden aangeboden. ProVU neemt zelf het initiatief om de site van ondernemingsraad in het Engels te vertalen.
Meer medezeggenschap
Winter stelde de vraag of het niet beter is de raadsleden per geleding te kiezen in plaats van via vakbondslijsten. Zo’n vaste verdeling van het aantal zetels voor het wp en het obp bestond vroeger in de universiteitsraad. Nu zit er bijvoorbeeld geen enkele hoogleraar in de OR. Maar niemand was echt enthousiast over de suggestie van Winter. Wel moeten leidinggevenden mensen meer stimuleren deel te nemen aan de medezeggenschap, stelde AbvaKabo-consulent Elly Pauelsen. Volgens haar gebeurt nu soms juist het tegendeel. Namelijk dat mensen bij hun beoordeling te horen krijgen te veel tijd aan de medezeggenschap te besteden en daarom niet volwaardig te functioneren.
Winter benadrukte dat hij medezeggenschap wel degelijk belangrijk vindt. Niet alleen voor het personeel, maar ook voor het kwalitatief goed functioneren van de universiteit.
Toekomst zonder VU
Vanuit het publiek werd tot slot vooral om een toekomstvisie gevraagd.
De drie lijsttrekkers bleken daar verrassend genoeg bijna eenzelfde idee over te hebben. De nadruk moet meer komen liggen op de faculteiten in plaats van op een centraal geleide universiteit. Door samenwerking met de UvA kan juist de mogelijkheid ontstaan van min of meer zelfstandige wetenschappelijke instituten die in een kennisnetwerk samenwerken, het zogeheten collegesmodel.
En als de VU dan over een jaar of tien nauwelijks nog bestaat als zelfstandig herkenbare universiteit? vroeg Winter. “So what?” antwoordde Henderson. “Als de behoefte aan een zelfstandige VU dan is verdwenen, is dat nu eenmaal de loop van de geschiedenis.’’
Zie hier het hele debat terug.