Nog altijd heeft twaalf procent van de geneeskundestudenten te maken met seksuele intimidatie. Tijdens de coschappen wordt maar liefst 23 procent van de vrouwen lastiggevallen.
Uit een enquête van het KNMG Studentenplatform onder 2.600 geneeskundestudenten, blijkt dat seksuele intimidatie nog steeds vaak voorkomt in ziekenhuizen. Vooral coassistenten, waarvan er 1394 zijn geënquêteerd, hebben er last van. Er is weinig veranderd sinds de vorige enquête, eind 2006.
Ongewenst lichamelijk contact
De ongewenste seksuele aandacht bestaat voornamelijk uit opmerkingen over het uiterlijk (66 procent). Daarnaast is er sprake van seksueel getinte opmerkingen tijdens medische handelingen (vijftig procent), persoonlijke vragen over seksualiteit of liefdesleven (39 procent), ongewenst lichamelijk contact (27 procent) en benadering via internet of telefoon (zeven procent).
Opmerkelijk in het nieuwe onderzoek is dat coassistenten bijna even vaak seksueel geïntimideerd worden door patiënten (door zestig procent genoemd) als door stafleden en specialisten (56 procent). In de enquête die eind 2006 werd gehouden was het aandeel van stafleden en specialisten nog 35 procent.
Schaamlippen corrigeren
Op basis van de enquête schreven drie leden van het KNMG studentenplatform een artikel in Medisch Contact en Arts in spe, waarin ze voorbeelden geven van seksuele intimidatie: “Een arts laat een coassistent tussen twee patiënten door naaktfoto’s zien van zijn maîtresse (de ok-assistent). Een plastisch chirurg biedt een coassistent aan om haar schaamlippen te corrigeren, want daar is hij ‘erg handig in’. Een staflid en tevens beoordelaar belt een coassistent herhaaldelijk op met het voorstel om ’s avonds even langs te komen om een presentatie van de coassistent te oefenen.”
Niet ernstig genoeg
Slechts 13,3 procent van de coassistenten meldt de intimidatie op de werkplek en nog een kleiner deel (zeven procent) meldt het bij zijn opleiding. Een groot deel vindt het incident niet ernstig genoeg (86,6 procent), maar er zijn ook coassistenten die beducht zijn voor de gevolgen van hun melding. Sommigen willen niet dat hun naam bekend wordt (vijf procent), of dat de dader weet dat er melding is gemaakt (8,4 procent). Anderen zeggen dat hun coschap toch niet lang meer duurt (8,9 procent) of weten niet waar ze kunnen klagen. Slechts één op de drie weet dat er een vertrouwenspersoon is bij wie ze terecht kunnen.
Artsen moeten elkaar aanspreken
Volgens Charlotte Kruydenberg, voorzitter van het KNMG Studentenplatform, zijn er drie spelers aan zet: de artsen die elkaar moeten aanspreken, de faculteiten die studenten vaardigheidstraining moeten geven om beter te kunnen reageren op intimidatie en de studenten zelf, die melding moeten maken van de intimidatie.