Aardwetenschapper Simon Troelstra hoeft de campus niet af om interessant onderzoek te doen. Hij verzamelde grond van onder de VU en liet het door studenten analyseren. “Het mooie is dat je nu een keer weet wat er hier onder je voeten zit.”
Troelstra en wat collega’s zaten koffie te drinken op het campusplein, toen ze opeens een boorinstallatie op het plein zagen. Die bleek gaten te boren in de grond voor het verwarmings- en koelsysteem van het Nieuwe Universiteitsgebouw. “Ze boorden tot uiteindelijk 162 meter diepte, gewoon hier onder de VU”, zegt Troelstra. “Van elke meter geboorde grond gooiden ze een schep in een bak. Het leek me een aardig project voor bachelorstudenten om de grond onder de VU-campus te analyseren. Dus deed ik van elke meter een lepel in een plastic zakje.”
Enorme rivier
Er was al wel eerder in de buurt geboord, tot 120 meter diepte ook al, maar een gedetailleerde analyse van de ondergrond was er nog niet. “Ze checken de ondergrond voor die grote gebouwen die ze erop zetten. Maar er was nog niet eerder gekeken hoeveel klei erin zit, hoeveel zand, of het hoekig is of rond.”
En wat blijkt? Dat je op 162 meter diepte 2,5 miljoen jaar terug in de tijd kunt kijken. Welkom in het vroege Pleistoceen, toen de ijstijden nog moesten komen. Het noorden van Nederland was in die tijd onderdeel van de rivierdelta van een enorme Scandinavische rivier, de Eridanos. Die voormalige rivier stroomde van het noorden van Scandinavië door wat nu de Oostzee is en tussen het huidige Denemarken en Duitsland door naar de Noordzee.
Verticale doorsnede van de bodem onder Amsterdam, van zuidwest tot noordoost, met links ongeveer Aalsmeer en rechts Marken. Bij de verticale streep ligt de VU-campus. Verklaring van de kleuren in de bodem onder de VU, van onder naar boven: geel = Eridanostijd (formaties van Peize en Waalre), steenrood en legergroen = Rijntijd (formaties van Sterksel en Urk), grijs = grote ijstijd (gestuwde afzettingen), oranje, lichtgroen en lichtgeel = zee en steppe (formaties van Drente, Eem en Boxtel), donkergroen = Holoceen. © Dinoloket
Kouder
Het was toen warm en vochtig in Nederland. In de rivierbossen woonden bevers, herten en zwijnen. De Eridanos nam allemaal grof zand mee vanuit Scandinavië, wat hier op de bodem neersloeg. Maar toen het kouder werd in het noorden en het water verstilde tot ijs en sneeuw, hield de rivier een miljoen jaar geleden op te bestaan.
Op en onder de campus
Monsters van de grond onder de VU zijn vanaf 1 november te zien in de expositie ‘Op en onder de campus’ in de loopgang rondom de Aula. De expositie gaat van 162 meter onder de grond naar de 63 meter hoge top van het VU-hoofdgebouw, en van 2,5 miljoen jaar geleden naar de VU in 2030. Niet alleen schelpjes, zand en steentjes zijn er te zien, maar ook de ontwikkeling van de campus en de toekomstplannen.
De Rijn nam het van de Eridanos over. Nederland bestond toen uit dennenbossen en steppes met berken, grassen en mossen. Er graasden prehistorische neushoorns, mammoeten en ossen. De Rijn bracht in eerste instantie fijner zand mee dan de Eridanos, daarna grind en grof bruin zand. Dat zie je allemaal terug in de bodem onder de VU.
Ijstijd
De grootste ijstijd kwam daarna, het Saalien. “De ijskappen stuurden het sediment als een bulldozer vooruit”, vertelt Troelstra. “Een rand van die stuwwal zit precies onder de VU. Verderop onder Amstelveen is het allemaal veen.” In die tijd ontstonden ook de Veluwe en Utrechtse Heuvelrug.
Toen het ijs smolt en de Noordzee weer meer volume kreeg, vulden de ijsbassins zich met zeewater. Er groeide zeegras op de bodem en in de zee leefden walrussen. De zee liet klei en schelpjes achter in de grond. Nog één keer daarna werd het heel koud. Dat koude tijdvak, het Weichselien, duurde van 110.000 tot 11.000 jaar geleden met een piek op 18.000 jaar geleden. De zee trok zich in die tijd weer terug, het land werd een mammoetsteppe. De altijd aanwezige wind en de beekjes in het land lieten een mix van grove en fijne zandkorrels achter in de grond.
Daarmee eindigt het Pleistoceen en begint het Holoceen, een relatief warme periode die nu nog voortduurt. In eerste instantie was de VU-grond weer zeebodem. “Op tien meter diepte, dat is ongeveer 6000 jaar geleden, vind je allemaal mooie schelpenlagen”, aldus Troelstra. Daarna kwamen er moerassen, breidde de mens zijn leefgebied uit en begon men ook in de laaglanden het land te gebruiken voor het verbouwen van gewassen. En uiteindelijk kwam de stad.