Docenten die het lastig vinden om met mondige studenten om te gaan, worden niet per se beperkt in hun academische vrijheid. Maar intimidatie, bedreigingen en constant op eieren moeten lopen, dat is volgens minister Dijkgraaf een ander verhaal.
VVD-Kamerlid Hatte van der Woude stelde de onderwijsminister vragen naar aanleiding van een artikel over ‘wokisme’ in de Telegraaf. Daarin vertelt de Utrechtse universitair hoofddocent Floris van den Berg over studenten die eisen dat hij zijn literatuurlijst herziet omdat er te veel witte mannelijke auteurs op zouden staan. Hij zou ook meer ruimte moeten geven aan “niet-wetenschappelijke en niet-westerse perspectieven”.
Lastige gesprekken
Staat deze gang van zaken niet haaks op de plicht van universiteiten om de academische vrijheid te borgen, wilde het VVD-Kamerlid weten. Daar is de minister duidelijk over: “Nee”. In het hoger onderwijs moet volgens hem ruimte zijn voor “confrontaties, debat en lastige gesprekken”.
“Daar hoort bij dat studenten en docenten elkaar kunnen aanspreken, maar ook dat daarop een weerwoord kan volgen. Deze kritische functie ligt in de aard van academisch onderwijs”, schrijft hij. Universiteiten zijn volgens hem “robuuste organisaties die hiermee om kunnen gaan”.
Op eieren lopen
Van der Woude noemt het daarnaast “zeer zorgwekkend” dat docenten zich door de woke-beweging niet meer vrijelijk durven te uiten en vraagt zich af wat de minister gaat doen om de academische vrijheid beter te beschermen. Maar Dijkgraaf verwijst naar de besturen van de onderwijsinstellingen. Het is hun plicht om de academische vrijheid te beschermen.
Ook hij vindt het zorgwekkend als docenten zich niet meer durven te uiten, bijvoorbeeld omdat ze zich geïntimideerd of bedreigd voelen. “Maar als docenten het lastig vinden om door mondige studenten te worden geconfronteerd met kritiek, vormt dat nog geen beperking van de academische vrijheid”, voegt hij toe. Het is volgens hem ook kwalijk als docenten “voortdurend op eieren moeten lopen”.
Het kan voor bestuurders lastig zijn om te bepalen in welke specifieke situaties de academische vrijheid in gevaar is, erkent de minister. Hij wil met de koepelverenigingen van de hogescholen en universiteiten in gesprek over hoe ze met dat spanningsveld om kunnen gaan.