Veel onderzoekers lijden zwaar onder de druk van hun werk. Dat hebben ze ook een beetje aan zichzelf te danken, vindt psychiater Joeri Tijdink. Daarom schreef hij een zelfhulpboek.
“Er is zoveel leed in de wetenschap. Onderzoekers kampen met een burn-out, of hebben soms een depressie. Ze zijn afhankelijk, perfectionistisch en bang om fouten te maken. Of ze zijn ongelukkig omdat ze met heel nare mensen moeten samenwerken.”
Dat moet beter kunnen. Daarom schreef VU-wetenschapper en psychiater Joeri Tijdink een zelfhulpboek voor wetenschappers: Wetenschapper op de sofa.
Neem jezelf niet zo serieus
Tijdink onderscheidt verschillende factoren waardoor wetenschappers het psychisch zo zwaar hebben. Ten eerste zijn veel wetenschappers perfectionisten. “We zijn op zoek naar de waarheid. Daar werken we zo’n dertig jaar van ons leven aan, vaak zonder die waarheid ooit te vinden. We moeten realistisch zijn. We vinden binnen tien jaar niet de behandeling voor kanker. We zorgen niet voor eeuwige vrede in het Midden-Oosten.”
Hij vindt het daarom erg belangrijk dat onderzoekers zichzelf niet zo serieus nemen. “Kijk met een beetje zelfspot naar jezelf en naar je werk. Als over tweehonderd jaar er tien procent van je werk overeind blijft, is dat al een hele prestatie.”
Wees autonoom
De groep die het zwaarst heeft, zijn de promovendi. “De universiteit is hiërarchisch ingedeeld. Er wordt vaak verwacht dat jonge onderzoekers goed luisteren naar hun bazen. Je zit dus als promovendus in een afhankelijke positie.”
Tijdink adviseert promovendi daarom om mentale autonomie te grijpen. “Wetenschappers denken vaak dat iets niet van hun baas mag. Waarom zou je niet op dinsdag vrij nemen om naar het strand te gaan en het werk ’s avonds inhalen? Ga er niet vooraf vanuit dat het toch niet kan.”
Werk minder hard
Er is ook een simpele verklaring voor het feit dat veel wetenschappers zo ongelukkig zijn: ze werken veel en veel te hard. Wat kun je doen tegen die druk van heel hard werken? “Minder werken”, adviseert de psychiater. Dat is niet zo onmogelijk als het lijkt. “Ik denk dat je echt een stuk effectiever kunt werken als je minder moe bent.”
Daarom adviseert hij om avonden en weekenden vrij te houden. En gewoon af en toe een beetje niets te doen. Lamballen noemt hij dat. “Beetje rondhangen, jezelf vervelen of gewoon een beetje kletsen. Dat werkt ontspannend.” Het gevolg? Als je je werk met meer plezier doet, bereik je meer. Daarnaast heb je ook meer energie om met tegenslagen om te gaan.
Accepteer falen
Wetenschapper zijn, is een oefening in falen. Tegenover elke prachtige publicatie of beurs staat een eindeloze rij aan afwijzingen en mislukkingen. Alleen daar hoor je nooit iemand over. Tijdink adviseert om je eigenwaarde niet van een paar succesjes en of mislukkingen af te laten hangen.“Een tegenvaller heeft weinig met jou als persoon te maken. Een afwijzing is gewoon pech. Die gedachte is veel beter te verdragen dan de constatering dat je niet goed genoeg bent.”
Stop stressvolle samenwerkingen
De strijd om een felbegeerde leerstoel als hoogleraar haalt soms het slechtste in mensen naar boven. Hoe je met deze mensen om moet gaan? Nou, bij voorkeur niet. In zijn boek geeft Tijdink verschillende adviezen en voorbeeldmailtjes over hoe je stressvolle samenwerkingen kunt managen of zelfs beëindigen. “Het is gewoon mogelijk om een samenwerking te stoppen. Dat mag. Als je al twee jaar in een ongelukkige samenwerking gestopt hebt, waarom zou je daar nog twee jaar aan toevoegen? Dat is irrationeel. Het leven is te mooi om zoveel energie te verspillen.” En als je met het ene project stopt, heb je de tijd om iets anders te beginnen.
Praat met iemand
Tijdink adviseert om in elk geval het hart bij collega’s of familieleden te luchten. “Praat erover met elkaar. Dat lucht op. Door over problemen te praten, maak je zware dingen licht.” Hij raadt wetenschappers wetenschappers verder aan om in therapie te gaan.
Verder lezen? Lees het hele artikel in de digitale Advalvas.