Kunnen Nederlandse wetenschappers nog samenwerken met hun Russische collega’s, nu de spanningen tussen Poetin en het Westen hoog oplopen? KNAW-president Hans Clevers uitte zijn twijfels, maar krijgt nu kritiek.
Vorige week sprak Hans Clevers van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen met BNR Nieuwsradio over een grote nieuwe universiteit die Poetin vlak buiten Moskou wil laten verrijzen. Clevers werkt eraan mee en zet samen met anderen een instituut voor stamcelonderzoek op. “Een soort ontwikkelingshulp”, noemt hij het. De Amerikaanse topuniversiteit MIT is er ook bij betrokken.
Internationale ruimtestation
Maar de roep om een boycot van Rusland klinkt steeds luider. Zal de wetenschap daaraan meedoen? “Daar hebben wij natuurlijk onderling uitgebreid over gesproken”, aldus Clevers tegen de interviewer. “De Amerikanen vinden dat het door moet gaan, maar wij in Nederland krabben ons op het hoofd of wij die universiteit daar wel moeten gaan neerzetten.” Zijn voorlopige conclusie: “Ik denk dat wij het nu on hold zetten. Dat wij nu gaan wachten om te kijken wat er gebeurt de komende weken.”
Clevers wil geen nadere toelichting geven, zegt zijn woordvoerder. Misschien sprak hij voor zijn beurt. Feit is wel dat samenwerking met Rusland nu onder spanning staat. Zo trekken de Russen zich misschien terug uit het internationale ruimtestation ISS, waaraan ze deelnamen met Europa, de Verenigde Staten, Japan en Canada.
Wetenschappers zijn grenzeloos
Dat gaat de verkeerde kant op, vindt UvA-hoogleraar informatica Peter Sloot, die veel met Russische wetenschappers samenwerkt en in 2010 van de Russische overheid een beurs van 3,3 miljoen euro kreeg om een nieuw onderzoeksprogramma op te zetten. “Ik vind dat de voorzitter van de KNAW te snel was met zijn uitspraken. Politiek gaat altijd over staatsgrenzen, sociale verschillen, culturele verschillen… Maar wetenschappers kijken niet naar grenzen, ze kijken naar mensen. We moeten ons niet in een dwangbuis laten stoppen. Ik vind het heel ongezond om wetenschappers bij het politieke spel te betrekken.”
En, vraagt hij retorisch, waar houdt het op? Mag hij niet meer met Indiase wetenschappers samenwerken omdat het kastesysteem miljoenen mensen onderdrukt? En hoe moet het dan met de Verenigde Staten, die de afgelopen decennia heel wat democratisch gekozen regeringen omver hebben geworpen? “Ik begin niet eens aan die gedachte. Het is zo contraproductief.”
Openheid en tolerantie
Toch trad Sloot niet uit zichzelf met zijn kritiek naar buiten. Dat hij geld van Rusland kreeg, maakt hem bij voorbaat kwetsbaar voor verdachtmakingen, meent hij. “Al is dat natuurlijk heel flauw. Dat ik veel samenwerk met Russen geeft me eigenlijk juist recht van spreken.”
De Leidse hoogleraar Russische geschiedenis André Gerrits kijkt er naar eigen zeggen “met enige nuance” tegenaan. “Er is geen enkele reden om de wetenschappelijke samenwerking op het gebied van de geesteswetenschappen stop te zetten, zelfs niet als we daarvoor moeten samenwerken met de Russische overheid. Dat kan juist openheid en tolerantie bevorderen. Maar Rusland gedraagt zich agressief, welke argumenten je daarvoor ook kunt aandragen. We kunnen beter geen onderzoek uitvoeren dat de Russische defensie kan versterken.”
Sportboycot is erger
Maar wat hoort daar dan bij? Kun je vanwege cyberoorlogen geen gezamenlijke informaticaprojecten meer opzetten? Gerrits: “Ik denk dat je je die vraag best bij tijd en wijle kunt stellen. Europa overweegt een sportboycot, dus dan is het vanzelfsprekend om ook over een wetenschappelijke boycot na te denken. Al moet ik erbij zeggen dat Rusland een sportboycot erger zal vinden dan een wetenschappelijke boycot.”
Zelfs als de wetenschap officieel buiten de sancties blijft, loopt de samenwerking schade op. Toevallig was 2014 uitgeroepen tot EU-Russia Year of Science. Peter Sloot mocht de festiviteiten openen. Het is “bitter”, zegt hij, dat alle initiatieven tot stilstand zijn gekomen en niemand zin heeft om zich voor de samenwerking in te spannen. “Uit Brussel horen we nu even niets meer.”