Wetenschappers moeten meer ruimte voor hun individuele verantwoordelijkheid opeisen, maar ook zelf nemen, stelde filosoof Ad Verbrugge vorige week dinsdag tijdens het debat ‘Wetenschap: onafhankelijk en integer?’, dat was medegeorganiseerd door de VU Vereniging.
Omdat universiteiten steeds afhankelijker worden van externe geldschieters, dreigt het gevaar dat wetenschappers degraderen van kennisautoriteiten tot uitvoerders van door anderen bedachte projecten.
Om dat gevaar tegen te gaan, hoort de waarde van onderzoek niet primair afgemeten te worden aan de financiële opbrengsten voor universiteit en opdrachtgever, maar aan de intrinsieke waarde van het onderzoek zelf. En die waarde kan het beste tot uitdrukking worden gebracht door de onderzoekers zelf, door middel van wat Verbrugge een ‘narratieve verantwoording’ noemt.
Geld voor vrije wetenschap
De Leidse filosoof Bas Haring is het in hoge mate met Verbrugge eens. “Maken we als wetenschappers wel genoeg duidelijk waar we voor staan en waar ons onderzoek goed voor is?” vroeg hij zich af.
Hij is niet per definitie tegen samenwerking met commerciële partijen, maar wetenschappers moeten daar wel eisen aan stellen. Bijvoorbeeld dat minimaal vijf procent van de opdrachtsubsidie door de wetenschapper vrij besteed mag worden aan fundamenteel onderzoek.
Nuttig commerciël onderzoek
Voedingsdeskundige Jaap Seidell stelde dat grootschalig onderzoek op bijvoorbeeld het gebied van voedsel of medicijnen niet zonder samenwerking met het bedrijfsleven kan, simpelweg omdat de overheid en de belastingbetaler niet bereid zijn veel geld in echt onafhankelijk onderzoek te steken.
Maar die samenwerking kan nuttige resultaten opleveren. Zo wees Seidell er op dat de grote voedselproducent Unilever het gebruik van ongezonde transvetzuren in margarine heeft afgeschaft mede dankzij onderzoek dat het bedrijf zelf heeft gefinancierd.
Geen ruimte voor talent
Wel ziet hij het probleem dat steeds meer jonge talentvolle onderzoekers zich niet meer thuis voelen op de universiteit. Die lijkt meer en meer op een kennisproducerend bedrijf waar weinig ruimte is voor individuele ontplooiing. Universiteiten staan te weinig open om talenten een echte kans te geven.
Seidell noemde het voorbeeld van een promovendus die nergens aan de bak kwam omdat hij maar één, weliswaar excellente, publicatie op zijn naam had staan. “De beroemde filosoof Wittgenstein zou nu dus ook nergens aan de bak komen, want die heeft ook maar één boek geschreven”, liet Verbrugge zich ontvallen.
Alleen academische opdrachten
Gerda van Dijk, de directeur van het Zijlstra Centrum voor onderzoek naar de publieke sector, stelde dat onderzoeksgroepen kritischer horen te zijn ten aanzien van het binnenhalen van commerciële opdrachten. “Bij ons instituut is de norm dat een opdracht academische meerwaarde moet hebben en niet alleen maar een individueel advies voor een lokaal probleem.”
Stap uit het keurslijf
Collegevoorzitter Jaap Winter mengde zich ook in de discussie. “De neiging bestaat alles in protocollen vast te leggen om ons in te dekken tegen fouten. Daarom zijn we bange wetenschappers geworden. We moeten uit dat keurslijf stappen en onze eigen verantwoordelijkheid nemen en elkaar weer durven te vertrouwen in plaats van te willen controleren.’’
Lees ook het verslag op de site van de VU vereniging
Het volgende debat is 31 maart met als thema zorg voor kwetsbaren.