Neurowetenschapper Jeroen Geurts schreef een Engelstalige brief aan zijn studenten: ‘Letter to my students or How to become a good scientist’. Aan Advalvas legt hij uit waarom een wetenschapper een kunstenaar moet zijn.
In uw brief schrijft u: ‘Science is more of an art than a craft’. Interessant. Gaat wetenschap niet gewoon over keiharde feiten?
“Keiharde feiten spelen natuurlijk wel degelijk een rol, maar als wetenschapper moet je creatief zijn in de manier waarop je naar de wereld kijkt. Ik zat in het programma Kijken in de Ziel, waarin Coen Verbraak wetenschappers interviewt, en één van de vragen was of je wetenschapper bént of er een wórdt, en hoe ik dan als kind was. Het viel mij op dat de meeste wetenschappers in het programma net als ik een beetje zoekende, dromerige kinderen waren die willen weten hoe de wereld in elkaar zit.”
Dus dat is wat wetenschap behelst? Je verzint een wereld om vervolgens te onderzoeken in hoeverre die overeenstemt met de werkelijkheid?
“Nou, in de wetenschap poneer je hypotheses over de werkelijkheid. In dat stadium moet een wetenschapper zijn kunstzinnigheid laten blijken. Out of the box denken, creatief zijn. Daarna kijk je of het klopt, wat je met je hypothese beweert. Dat laatste is het stadium waarin de wetenschapper meer is zoals het publiek hem zich voorstelt: een man of vrouw van statistieken en modellen, de rigueur van de wetenschap.”
Daarom die passage over uw jeugd in uw brief, waarin u verhalen verzon, sprookjes herschreef en uw fantasie de vrije loop liet.
“Er werd altijd naar gevraagd in interviews en bij College Tours en dergelijke. Mensen willen graag weten wie jij bent en hoe je in de wetenschap terecht bent gekomen. Dus ik heb mijn antwoorden verzameld en in dat boekje verwerkt. Zo krijgt het iets heel persoonlijks.”
Met de nadruk op die fantasie, die u zo belangrijk vindt.
“Ja, en mijn liefde voor het absurdistische ook vooral. Het geeft aan dat je met de wereld wilt spreken, de werkelijkheid wilt oprekken, wilt manipuleren, om te snappen hoe hij in elkaar zit. En dat is wat wetenschappers en kunstenaars gemeen hebben. Als wetenschapper beschrijf je de wereld zoals die is, maar ik wil mijn studenten aanzetten om eerst vrij te durven dromen, zich los te maken van bestaande ideeën. Natuurlijk komt er op een moment een einde aan dat dromen. Dan moet je daar een streep onder zetten en je concentreren op de voorliggende feiten. Je kunt en mag de significantie van je tests niet dromen en de betrouwbaarheid van je data ook niet.”
Klinkt schizofreen, dat bestaan als wetenschapper. Maar dat moet ik natuurlijk niet zeggen tegen een neurowetenschapper.
“Schizofreen zou ik het niet noemen inderdaad, maar wetenschap is een vak van keiharde analyse en ook van een zekere dromerigheid. Het eerste volgt op het laatste. De kunstzinnigheid levert nieuwe ideeën op, de analyse is het ambacht.”
Bovendien moet je een creatieve out-of-the-box-denker zijn om fondsen te kunnen verwerven en studenten aan te trekken.
“Het talent om fondsen te verwerven en mensen aan te trekken is een bij-effect van creatief en goed zijn in je vak. Als je een consequente, sterke onderzoekslijn hebt, willen mensen vanzelf bij je werken of geld geven aan je onderzoek. Dat is een kwestie van vertrouwen.”
Minder dromerig bent u als u het heeft over de combinatie wetenschappelijke carrière en privéleven. U schrijft dat u zich op uw carrière heeft kunnen concentreren omdat uw partner ook carrièregericht is en u geen kinderen heeft. Moet je een soort monnik zijn als je succesvol wilt zijn in de wetenschap?
“Helemaal niet, maar je moet wel kunnen combineren. Je moet oppassen dat je je niet voortdurend schuldig voelt als je met je werk bezig bent terwijl je vindt dat je eigenlijk thuis met de kinderen zou moeten zijn. Kijk, als je kind ziek is, moet je bij je kind zijn, maar als je thuis met je werk bezig wilt zijn, moet dat ook kunnen. Dat zijn keuzes en afspraken die je maakt. Een gezin starten kan natuurlijk wel betekenen dat je wat langer doet over het bereiken van de top, als dat het doel is, maar nergens staat geschreven dat je binnen tien jaar hoogleraar moet zijn.”
“Op sociale media kreeg ik een beetje kritiek dat ik dat ik alles zo ‘maakbaar’ voorstelde. Als je maar hard werkt en de juiste keuzes maakt, word je vanzelf een succesvolle wetenschapper. Maar helaas is dat niet zo. Er zijn te weinig plekken, er is te weinig geld. Zelfs voor getalenteerde onderzoekers is niet altijd plek. Ik ben ook voortdurend bezig met het bij elkaar harken van potjes om mensen in de wetenschap te kunnen houden. Dus ik zie dat probleem heel scherp.”
Dat schrijft u ook in uw brief. Is die daarmee een aanklacht tegen het systeem?
“Meer een oproep aan de toekomstige generatie om goed na te denken over wat ze in deze tijd en in de huidige maatschappelijke situatie wil met de wetenschap. Bestuurders, waar ik ook deels toe behoor, moeten vervolgens gaan kijken wat er nodig is om die droom te realiseren. Zie, het is wederom: eerst dromen, dan realiseren. Dat dromen moeten we niet overslaan.”
Letter to my students or how to become a good scientist; 28 blz.; Uitgeverij Vesuvius/VU Uitgeverij; prijs € 3,95.