Wetenschappers publiceren hun onderzoek steeds vaker in zogeheten open access tijdschriften. De keerzijde van dat goede nieuws is dat ze minder vaak worden geciteerd.
Uit onderzoek in opdracht van de Europese Unie blijkt dat het aantal open access artikelen de afgelopen jaren explosief is gegroeid. In de biomedische wetenschappen, biologie, wiskunde, en in de statistiek was in 2011 wereldwijd al meer dan de helft van het onderzoek gratis beschikbaar. Dat zijn zowel artikelen die meteen gratis kunnen worden gelezen als artikelen die na verloop van tijd kosteloos worden. In de sociale wetenschappen, de geesteswetenschappen en de communicatiewetenschappen gaan de ontwikkelingen veel minder snel.
Uit het onderzoek naar duizenden peer-reviewed artikelen blijkt dat artikelen in open access tijdschriften vaak minder geciteerd worden dan artikelen waar abonnees veel geld voor betalen. Opmerkelijk genoeg worden artikelen die na verloop van tijd gratis beschikbaar komen – bijvoorbeeld na een half jaar of een jaar – meer geciteerd.
Citatiescores
De auteurs van het rapport hebben daar wel een verklaring voor. Veel open access tijdschriften zijn relatief nieuw en hebben hun naam nog niet gevestigd, terwijl onderzoekers juist graag verwijzen naar bladen met een onbetwiste reputatie. “Het is een enorme uitdaging om dat vanuit het niets op te bouwen”, schrijven ze. Ze zien ook mogelijkheden: “Deze tijdschriften kunnen een podium zijn voor minder voorspelbare, meer revolutionaire wetenschap.”
De zogeheten citatiescores, de mate waarin wetenschappers door hun collega’s geciteerd worden, zijn belangrijk. Universitaire ranglijsten als de QS Ranking en die van Times Higher Education worden er deels op gebaseerd. De CWTS Leiden Ranking is er zelfs in zijn geheel op gebaseerd.
Nederland komt in het onderzoek als koploper naar voren: in 2011 was meer dan de helft van de publicaties door iedereen gratis te lezen. Dat geldt ook voor landen als Brazilië, Zwitserland en de Verenigde Staten.