Bijna een kwart van de Nederlandse studenten gaat korte tijd naar het buitenland voor een studie of stage. Nog eens twee procent volgde er een volledige opleiding.
In 2013-2014 had 24 procent van de afgestudeerden buitenlandervaring opgedaan tegen 22 procent van de lichting vóór hen, blijkt uit een analyse van internationaliseringsorganisatie EP-Nuffic. Deze studenten bleven ingeschreven bij hun universiteit of hogeschool en behaalden een aantal studiepunten in het buitenland: gewoonlijk dertig of zestig.
Top tien
Tien instellingen met de meeste uitwisselingsstudenten, in procenten.
HAS Den Bosch
Hotelschool The Hague
Wageningen Universiteit
Vilentum Hogeschool
Universiteit Maastricht
Design Academy
TU Delft
NHTV Breda
TU Eindhoven
Stenden Hogeschool
97
95
63
58
58
55
52
48
46
42
© HOP, bron: EP-Nuffic
Van de VU-studenten heeft 28 procent buitenlandervaring. Dat is net boven het gemiddelde, maar van de universiteiten staat alleen Tilburg University lager in de lijst.
Doel gehaald
Nederland zit nu al boven de Europese doelstelling van twintig procent voor 2020. Maar of dat zo blijft is de vraag. De invoering van het leenstelsel in 2015 kan leiden tot een daling van de positieve trend, vreest EP-Nuffic.
De populairste bestemmingen voor Nederlandse uitwisselingsstudenten zijn het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten, Spanje en Duitsland.
Reislust
De reislust verschilt nog altijd flink per opleiding. Zo’n zestig procent van de studenten landbouw en milieu gaat op uitwisseling. Van de leraren in opleiding en van universitaire rechtenstudenten trekt maar veertien procent de stoute schoenen aan.
Nederland telt relatief nog altijd weinig studenten die een volledige bachelor- of masteropleiding in het buitenland volgen. Van de lichting afgestudeerden in 2013-2014 deden bijna 13.700 studenten dit, oftewel twee procent van het totaal. Het Europese gemiddelde is 3,3 procent. Alleen Noorwegen, Zwitserland, Duitsland en Zweden steken daar bovenuit.
Vlaanderen is nog altijd de belangrijkste bestemming voor Nederlandse ‘diploma-studenten’ (3.450), gevolgd door het Verenigd Koninkrijk (3.300) en de Verenigde Staten (1.900).