“Sommige mensenrechtenactivisten zijn zo fanatiek. Het lijkt wel alsof ze een heilige oorlog voeren. Wat drijft die mensen? Dat was een van de vragen die ik had toen ik met mijn onderzoek begon”, zegt antropoloog Annette Jansen, die zelf voor allerlei mensenrechtenorganisaties heeft gewerkt. Ze promoveerde op 1 oktober.
Jansen zag de afgelopen vijftien jaar een cultuuromslag: van oudsher waren activisten altijd gericht op vreedzame, geweldloze oplossingen. Daarbij lag de nadruk op het individu: je moest het individu beschermen tegen schending van zijn of haar rechten. Die traditie zie je bijvoorbeeld heel sterk bij Amnesty International.
Bloedvergieten voorkomen
De nieuwe activisten, die onder de verzamelnaam R2P (Responsibility to Protect) worden gegroepeerd, zijn veel meer gericht op het beschermen van bevolkingsgroepen. Ze hebben het mis zien gaan in Rwanda en in Srebrenica. Daar had de internationale gemeenschap militair moeten ingrijpen om meer bloedvergieten te voorkomen, vinden ze.
Iedereen dader
Geweld zit in de menselijke natuur, is de overtuiging van deze groep activisten. Omstanders kunnen onder de foute omstandigheden gemakkelijk veranderen in daders. En om erger geweld te voorkomen, moet je soms de taal van het geweld spreken. Ook steeds meer algemene hulporganisaties, als Oxfam en Human Rights Watch, zeiden dat soort dingen, bijvoorbeeld in Afghanistan.
Jansen begon haar onderzoek omdat ze zich persoonlijk niet kon vinden in deze opvattingen. Het was haar te radicaal, niet pacifistisch genoeg. Ze hield diepte-interviews met R2P-activisten en keek mee in hun belangrijkste centra, in New York en Australië.
Meer chaos
Ze heeft daardoor meer begrip gekregen voor hun opvattingen, maar deelt ze nog steeds niet : “Ik vind dat je alleen in zeer uitzonderlijke gevallen geweld moet gebruiken. En dat je je ervan bewust moet zijn dat het tot alleen maar meer chaos kan leiden, zoals in Libië is gebeurd”, vertelt ze. Daarom moet je in gebieden met sluimerende conflicten al veel eerder aanwezig zijn als internationale gemeenschap en helpen conflicten te voorkomen.”
Kwaad externaliseren
“In Nederland is onze houding nog altijd dat geweld iets is dat anderen doen, wij niet. Dat is typerend voor onze omgang met kwesties zoals Srebrenica of de onafhankelijkheidsstrijd in Indonesië. Wij externaliseren het kwaad”, vindt Jansen. “In Duitsland zie je een heel andere houding. Daar is na de Tweede Wereldoorlog iedereen er diep van doordrongen dat het kwaad in elk mens zit. Het onderwijs is daar ook van doordesemd. Dat maakt mensen misschien wel beter voorbereid op extreme situaties.”
Muurvast
En zou militair ingrijpen nog iets kunnen uitrichten in het door oorlog geteisterde Syrië? Jansen is sceptisch: “De hele kwestie Syrië zit muurvast, ook op VN-niveau. R2P-lobbyisten zijn zelf ook verdeeld, want wie moet je steunen? Het land is zo verdeeld? We zijn te laat, dat is duidelijk.”