Alice zit tegenover mevrouw Remkes. “Voelt u zich weleens eenzaam?” vraagt ze. “Jazeker, want ik ben altijd drukte gewend”, antwoordt de oude vrouw. Afwachtend kijkt ze naar Alice. “O, da’s jammer”, zegt die. En even later: “Wat zou ik verder voor u kunnen betekenen?” Mevrouw Remkes kijkt omhoog en wrijft over haar kin. “Ik voel niet veel voor een robotje in mijn huis. Geef mij maar gewoon een levend mens.”
Alice is wel een robot. Een prototype ‘zorgrobot’, waar de onderzoekers graag aan verder sleutelen, waar geld voor nodig is. Het robotje, met glimmend lichtblauw-oranje lijf, een poppenhoofd met donkere haren en grote blauwe ogen, stamt uit 2015. Haar makers zijn sociaalwetenschappers van de Vrije Universiteit Amsterdam. Zij plaatsten haar als proef bij mevrouw Remkes en twee andere oudere vrouwen in huis om te onderzoeken of een robot kan helpen eenzaamheid te verlichten. In de documentaire die erover verscheen, Ik ben Alice, is te zien hoe de vrouwen zich aan de robot hechten. Ze vertellen wat ze hebben meegemaakt, laten foto’s zien en doen samen met Alice hun lichamelijke oefeningen.
2,8 procent van totale inkomsten VU is gesponsord
De zorgrobot leek daadwerkelijk te kunnen helpen om de vrouwen wat minder eenzaam te maken. De VU ging op zoek naar een investeerder om Alice verder te ontwikkelen en twee jaar na de documentaire ging de universiteit in zee met het financieel consultancybedrijf Deloitte. Via een stichting draagt het bedrijf met geld en mensen bij aan het Alice-project. Deloitte is daarmee een van de publieke en private organisaties die geld investeren in onderzoek van de VU, onderdeel van de zogenoemde derde geldstroom. Wie zijn al die organisaties die inkomsten genereren voor de VU? Hoe worden ze geselecteerd en wat voor soort projecten financieren ze?
De zorgrobot maakte de vrouwen inderdaad minder eenzaam
Bedrijven en non-profitorganisaties droegen vorig jaar ruim 16,5 miljoen euro bij aan wat er bij de VU binnenkwam aan geld. Dat is veertig procent van de hele derde geldstroom en 2,8 procent van de totale inkomsten. Maar een overzicht van de publieke en private VU-sponsors blijkt verrassend genoeg niet te bestaan. De faculteiten verwijzen door naar de dienst Financiën of de woordvoerder van de VU, en de zoektocht eindigt met een mail van de financieel directeur: ‘Een overzicht t.a.v. contractonderzoek is niet beschikbaar.’
Andere kijk op maatschappij
De enige faculteit die zelf een lijst maakt en toestuurt, is Sociale Wetenschappen. Over de keuzes die de faculteit maakt, willen directeur bedrijfsvoering Sonia Duarte Oliveira en portefeuillehouder onderzoek Jacquelien van Stekelenburg wel wat zeggen. Niet geheel toevallig staan op hun lijst met name overheden en maatschappelijke organisaties, zoals verschillende ministeries, gemeenten en de politie. “De samenwerking met externe organisaties is voor ons heel belangrijk”, reageert Duarte Oliveira. “Zij geven ons een andere kijk op de maatschappij.”
‘De samenwerkingspartner moet hoge ethische normen hebben’
Maar de faculteit gaat niet zomaar met iedereen in zee. “De samenwerkingspartner moet hoge ethische normen hebben, een hoge kwaliteit service bieden aan ons, en we willen onafhankelijk zijn. Dat leggen we vast in een contract”, aldus Duarte Oliveira. Die onafhankelijkheid komt in het gesprek regelmatig terug. Het houdt in: vrijheid van publicatie van resultaten, vrijheid van onderzoek en vervolgonderzoek, en vrijheid van het delen van data. “Die onafhankelijkheid en dat recht om te publiceren, daar lopen we weleens tegenaan”, zegt videdecaan Van Stekelenburg. “Dat komt natuurlijk doordat wij dat als wetenschappers superbelangrijk vinden.”
Niet chic om partners te noemen
De vrijheid van publicatie van eigen resultaten staat dan ook op nummer één van de principes die de VSNU heeft opgesteld voor de samenwerking tussen universiteiten en private organisaties. Welke samenwerkingen dan niet door gingen, willen de faculteitsbestuurders niet vertellen. “We vinden het niet chic om die partners te noemen, want daar kunnen we de relatie mee beschadigen”, aldus Van Stekelenburg. “Het is heel belangrijk om goed contact te houden met private partners. Het kan zijn dat het bij één project niet doorgaat, maar dat betekent niet dat die relatie meteen afketst.”
Met wie werkt de sociale faculteit dan wel samen? De samenwerking met Deloitte is een succesverhaal volgens Diane Schöller, business manager bij Innovation Exchange Amsterdam, het valorisatiebureau van de VU, UvA, HvA en Amsterdam UMC. “Deloitte heeft de Impact Foundation waarin ze allerlei maatschappelijke projecten omarmen waarin hun medewerkers kunnen meewerken. Het ging ze bij het Alice-project echt om de maatschappelijke betrokkenheid en zij wilden er allerlei inspanningen, niet alleen in kind maar ook in cash, voor leveren.”
Samenwerking niet meer zo gewenst
Voor de VU heeft de samenwerking met Deloitte ook zo haar voordelen. Schöller: “Deloitte brengt kennis in over strategieontwikkeling en software en een enorm netwerk onder zorginstellingen waar de robots ook echt getest kunnen worden. We hebben ook allerlei funding op het project gekregen, vanuit de Nationale Wetenschapsagenda, NWO, VU Vereniging. De Huibregtsenprijs hebben ze vorig jaar gekregen voor Alice. Er is een expertisecentrum opgezet door beide partijen over social robotics en er wordt een masteropleiding ontwikkeld.”
En andere bedrijven? Op de lijst van Sociale Wetenschappen staat ook ABN Amro. Daarmee doen organisatiewetenschappers onderzoek naar witwassen. En een aantal andere stichtingen die voortkomen uit multinationals, zoals de Gerda Henkel Foundation en de Volkswagen Foundation, financieren specifieke projecten van individuele onderzoekers.
Geen scoop
Echt spannend lijkt het allemaal niet. “We hebben geen scoop voor je”, grapt onderzoeksportefeuillehouder Van Stekelenburg. Maar ze hebben wel een lijst gemaakt en die hebben ze als enige faculteit met Ad Valvas gedeeld. En een centraal overzicht van samenwerkingspartners is er niet. Het roept de vraag op hoe je als universiteit in de gaten houdt welke samenwerking misschien toch niet meer zo gewenst is, bijvoorbeeld omdat een bedrijf in opspraak komt, zoals recent Huawei?
Hoe controleer je als onderwijsinstelling hoe een multinational omgaat met de mensenrechten of het klimaat?
Want ook al duren de gesprekken die tot een samenwerking leiden soms meerdere jaren, en ook al worden de overeenkomsten getoetst op alle Nederlandse en Europese richtlijnen, het kan zijn dat een samenwerking gaandeweg toch niet meer zo gewenst blijkt te zijn. In extreme gevallen vanwege een schandaal, maar veel onzichtbaarder is het als een bedrijf bijvoorbeeld voorzichtig meer invloed probeert uit te oefenen op de resultaten of de publicaties dan afgesproken. En hoe controleer je als onderwijsinstelling hoe een multinational in alle hoeken van de wereld omgaat met de mensenrechten of het klimaat? Op dit moment is er geen overzicht van de samenwerkingspartners, alleen een bedrag in het jaarverslag.