In coronatijd was de leerervaring verschraald en stond het studentenwelzijn onder druk. Maar in grote lijnen bleef het hoger onderwijs overeind, menen accreditatieorganisatie NVAO en de Inspectie van het Onderwijs.
Twee jaar geleden sloeg de coronapandemie toe en kwam er een lockdown. Het hoger onderwijs stapte in een mum van tijd over op online onderwijs. De pandemie was “even onverwacht als ingrijpend”.
Dat schrijven NVAO-voorzitter Sander van den Eijnden en inspecteur-generaal Alida Oppers, die voor de overheid de kwaliteit van het onderwijs bewaken. Op verzoek van het vorige kabinet blikken ze terug op de kwaliteit van het onderwijs in coronatijd.
Gemengd
Van die kwaliteit hebben ze een “gemengd” beeld, staat in hun rapport. “Voor een grote groep studenten kan het online onderwijs het reguliere onderwijs van voor de coronacrisis niet evenaren”, aldus het rapport. “We kunnen niet uitsluiten dat studenten door het online-onderwijs een achterstand hebben opgelopen in hun sociale en persoonlijke ontwikkeling. Ook verschraalde de leerervaring, bijvoorbeeld door gebrek aan praktijkoefening.”
“Het is van belang dat alle studenten de kans krijgen om de gemiste leerervaringen in te halen en dat actie ondernomen wordt om het studentenwelzijn te bevorderen”, voegen ze eraan toe. De overheid zou daaraan moeten bijdragen.
Maar de opleidingen zijn niet door het ijs gezakt, is een andere conclusie. Ze hielden vast aan hun niveau. “We zien dat de kwaliteitszorgcyclus continu heeft gedraaid”, stellen de twee voorzitters. Ook valt de studievertraging voor de meeste studenten mee.
Kortom, de opleidingen deden wat ze konden en hebben zich staande gehouden. Maar je zou studenten een betere tijd toewensen waarin ze van alles leren wat je niet in kwaliteitsoordelen van de inspectie en NVAO kunt vangen.
Bewondering
Minister Dijkgraaf heeft het rapport met een brief naar de Tweede Kamer gestuurd. Hij heeft bewondering voor “de veerkracht en responsiviteit van het hoger onderwijsveld”, schrijft hij. Maar de pandemie blijft natuurlijk niet zonder gevolgen voor het hoger onderwijs.
“Ik roep de hogescholen en universiteiten dan ook op om studenten gemiste leerervaringen in te laten halen, de studievoortgang van studenten te monitoren, om gerichte begeleiding en ondersteuning te bieden en om speciale aandacht te besteden aan de groep eerste- en tweedejaarsstudenten die immers veel gemist heeft”, schrijft hij.
“Investeren in het welzijn van studenten en docenten en in de sociale binding met de opleiding blijft noodzakelijk”, vindt hij. Daar kunnen de instellingen het geld van het Nationaal Programma Onderwijs voor gebruiken.
Om de schade van de coronacrisis in het onderwijs te beperken krijgen de hogescholen 284 miljoen euro en de universiteiten 83,6 miljoen uit het NPO. Voor de vertraging van onderzoekers is er 162 miljoen euro beschikbaar.
Liever fysiek
Studentenorganisatie ISO waarschuwt met dit rapport in de hand opnieuw voor de problemen met online onderwijs. Het is een “heel mooie prestatie” dat het onderwijs op afstand doorging, zegt voorzitter Lisanne de Roos, “maar studenten hadden last van somberheid, hun motivatie nam af en ze waren minder tevreden over hun opleiding”.
Onderwijs achter een beeldscherm kan volgens haar niet op tegen een collegezaal waarin studenten samenkomen. “Wat ons betreft blijft het uitgangspunt daarom dat het onderwijs fysiek wordt aangeboden. Online onderwijs is een mooie aanvulling op fysiek onderwijs, maar zeker geen volledige vervanging.”