Sommige groepen jongeren maken minder kans bij selectie aan de poort in het hoger onderwijs, zonder dat daar een goede verklaring voor is. Dat staat in een nieuw rapport over selectie van studenten.
Het woord ‘discriminatie’ wordt nergens genoemd, maar kandidaten met een niet-westerse migratieachtergrond, met lager opgeleide ouders of met een functiebeperking scoren op sommige onderdelen van toelatingstoetsen slechter dan je zou verwachten. Nader onderzoek is nodig, schrijft onderzoeksbureau ResearchNed.
Wel eerlijk?
Komend studiejaar hebben 95 bacheloropleidingen een studentenstop: in het hbo zijn het er 48 en in het wetenschappelijk onderwijs 47. In het hbo mag 43 procent van de kandidaten in september beginnen en in het wo 35 procent.
Maar verloopt de selectie wel eerlijk of zijn er groepen die nadeel ondervinden van de procedures? ResearchNed nam in opdracht van het ministerie van Onderwijs de selectieprocedures onder de loep en bevroeg twaalfduizend kandidaten.
Minder goede motivatie
Bepaalde selectiecriteria blijken nadelig uit te pakken. Als er wordt gekeken naar kennis of motivatie (in plaats van bijvoorbeeld analytische vaardigheden) hebben kinderen van lager opgeleide ouders minder kans om te worden toegelaten, al geldt dat – om het ingewikkeld te maken – niet voor alle opleidingen.
Jongeren met een niet-westerse migratieachtergrond hebben in het wetenschappelijk onderwijs een nadeel zodra er wordt getoetst op cognitieve-analytische vaardigheden. In het hbo en bij geneeskunde is hun toelatingskans trouwens sowieso kleiner, ongeacht de selectiemethode.
Handicap verzwijgen
Ook voor studenten met een functiebeperking – achttien procent van alle kandidaten – is ‘aanhoudende aandacht’ nodig: aan de universiteiten lijkt er weinig aan de hand, maar in het hbo maken deze kandidaten soms minder kans. Overigens brengt 44 procent van hen de opleiding niet op de hoogte van hun handicap, vaak uit angst dat dat hun kansen zou verkleinen. De ervaren hinder wordt er overigens niet minder op als de opleiding wél op de hoogte is van de beperking en daar rekening mee houdt. Ook daar hebben de onderzoekers geen verklaring voor.
De studenten zelf zijn in het algemeen tevreden over de selectie. Hbo’ers vinden de procedures persoonlijker en minder stressvol dan wo’ers, maar die laatste groep is dan weer beter te spreken over de organisatie ervan en heeft meer vertrouwen in de objectiviteit.
Minister Van Engelshoven komt er na de zomer op terug als ze haar visie ontvouwt over de toegankelijkheid van het hoger onderwijs.