Het is helemaal niet vreemd dat twee universiteiten en zestien hogescholen een herkansing nodig hadden voor hun kwaliteitsplannen, meent NVAO-bestuurslid Anneke Luijten-Lub. “Ik slaagde ook niet in één keer voor al mijn tentamens.”
Universiteiten en hogescholen krijgen honderden miljoenen euro’s om hun onderwijs te verbeteren. Dat geld komt uit de opbrengsten van het nieuwe leenstelsel, waarin de basisbeurs is wegbezuinigd.
De instellingen moesten kwaliteitsplannen maken voor de besteding van dat geld, maar dat viel niet mee: de ene na de andere instelling moest zijn huiswerk overdoen. Het leidde tot scheve gezichten en gemor, maar in de herkansing lijken ze allemaal goedgekeurd te worden.
Eind goed, al goed? Accreditatieorganisatie NVAO liet de gang van zaken evalueren. Bestuurslid Anneke Luijten-Lub vindt dat vanzelfsprekend: “We vragen van onderwijsinstellingen dat ze hun kwaliteit bewaken. Dan moeten wij dat zelf ook doen bij ons eigen werk. Het is de eerste keer dat we een dergelijke procedure hebben gedaan, dus we wilden weten hoe het is verlopen.”
Kwaliteitsbewaking is jullie dagelijks werk. Wat deden jullie deze keer voor het eerst?
“Normaal gesproken komen we eens in de zes jaar bij de opleidingen langs. Nu moesten we in korte tijd met panels van deskundigen alle 54 onderwijsinstellingen bezoeken. Dat was nieuw voor ons, en ook de opdracht aan de instellingen was nieuw. Het vroeg veel van ons, maar ook van de onderwijsinstellingen.”
Wat vindt u de belangrijkste boodschap in de evaluatie?
“Beide rapporten geven de bevestiging dat een heleboel mensen bezig zijn om het onderwijs blijvend op hoog niveau te houden. De kwaliteitsafspraken zijn samen vormgegeven door studenten, docenten, medezeggenschapsraden en bestuurders. Ik ben heel blij om dat terug te lezen.”
Maar wat kon er beter?
“Niemand heeft echt steken laten vallen, maar er valt wel een les te leren. Vooraf hebben we heel goed contact gehad met de Vereniging Hogescholen, universiteitenvereniging VSNU, het ministerie van OCW en de studentenorganisaties. Maar toen we eenmaal onderweg waren, was het contact minder nauw. We waren te druk bezig met de beoordelingen. De onderlinge communicatie kon beter.”
Als niemand een steek heeft laten vallen, waar komen die afkeuringen dan vandaan?
“Het zijn eigenlijk geen afkeuringen. Een herkansing is helemaal niet erg. Daarom was die mogelijkheid ook in het proces opgenomen. Ik slaagde ook niet in één keer voor al mijn tentamens.”
De onderwijsinstellingen krijgen miljoenen om hun onderwijs te verbeteren. Mag je dan geen duidelijk kwaliteitsplan verwachten?
“De kwaliteit van het Nederlandse onderwijs is hoog, laten we dat niet vergeten. Maar sommige instellingen dachten: we maken een plan op hoofdlijnen dat we jaarlijks herijken. Dat is een andere manier van werken dan in het protocol werd gevraagd. Daardoor zijn de beoordelingen anders verlopen dan sommige bestuurders hadden verwacht.”
Zijn de plannen nog wel actueel? De coronacrisis heeft alles overhoop gegooid.
“Er zijn instellingen die sterk hebben ingezet op studentenwelzijn, of op ict in het onderwijs. Dat is ook in deze tijd goed. Niet alles hoeft overboord. De instellingen moeten kijken wat zij nu nodig hebben om goed onderwijs te bieden. Misschien is er een bijstelling van de plannen nodig, maar dat kan. Mits ze goed overleggen met de medezeggenschap en de raad van toezicht, natuurlijk.”
Hoe goed werkt die inspraak eigenlijk, als er zo veel plannen zijn afgekeurd?
“De rapporten laten zien dat er met zeer goede inzet en brede betrokkenheid is gewerkt aan de plannen. De medezeggenschap is echt heel goed betrokken; dat vind ik winst. Dat was ook een criterium. En ik blijf herhalen: eigenlijk zijn de plannen helemaal niet afgekeurd. In de procedure zit gewoon een herkansingsmogelijkheid en tot nu toe zijn alle plannen in tweede instantie goedgekeurd.”
Die medezeggenschapsraden wisselen jaarlijks van samenstelling. De ene keer heb je scherpere leden dan de andere keer.
“Natuurlijk vergt de medezeggenschap nog aandacht, maar er is de afgelopen jaren veel in geïnvesteerd. Daar was dit proces ook behulpzaam bij. Die winst moeten we vasthouden.”
Hoe kijkt u naar het verschil in de medezeggenschapscultuur tussen hogescholen en universiteiten?
“Eerlijkheidshalve heb ik er weinig zicht op of die verschillen er echt zijn. Het is lastig om daar zonder onderzoek een uitspraak over te doen. Het kan per instelling verschillen. Dat het bij de ene instelling soepeler loopt dan bij de andere, dat is zo.”
Soms zijn er niet of nauwelijks kandidaten voor de medezeggenschap. Moet je daar miljoenenuitgaven van af laten hangen?
“Mijn beeld is dat iedereen het zeer serieus neemt. Er is een grote bereidheid om in de medezeggenschap te investeren en de gesprekken over onderwijskwaliteit vinden gewoon plaats op de instellingen.”
Maar u leest toch ook weleens dat medezeggenschappers geregeld kritiek hebben op hun bestuur?
“Ik baseer me op de rapportages die hier voorbij komen. Dan krijg ik een ander beeld dan je soms in de media leest. De betrokkenheid van bijvoorbeeld de opleidingscommissies is gemiddeld genomen goed in Nederland.”
Als studenten en docenten in medezeggenschapsraden tegen de NVAO-panels zeggen dat ze niet goed betrokken zijn, dan loopt hun instelling miljoenen mis. Hoeveel kritiek mag je van hen verwachten?
“De panels hebben de nodige kritische geluiden gehoord. Ik heb ook weleens in een panel gezeten; je doet er alles aan om ook kritiek boven tafel te krijgen. Je wilt immers het complete beeld krijgen om je advies op te baseren.”
Denkt u dat het geld van de basisbeurs goed terechtkomt?
“Als ik kijk naar de rapportages, heb ik daar alle vertrouwen in. Er ligt een goede basis, maar de gesprekken zullen ongetwijfeld verder worden gevoerd: zijn we nog met de juiste dingen bezig, bereiken we wat we willen bereiken?”