Studenten geven hun opleiding opnieuw een wat hogere waardering dan vorig jaar, blijkt uit de Nationale Studenten Enquête. Ook nu een deel van hen geen basisbeurs meer ontvangt.
Voor nieuwe studenten is een opleiding sinds dit studiejaar duizenden euro’s duurder, omdat ze geen basisbeurs meer krijgen. Maar daar lijken ze niet kritischer van te worden.
Iets enthousiaster
In het hbo is meer dan tachtig procent van de eerstejaars tevreden over de ‘opleiding in het algemeen’. Vorig jaar was dit 77,7 procent. Ze zijn dus juist iets enthousiaster dan voorheen.
Bij universiteiten waren ze toch al positiever dan in het hbo en daar is weinig aan veranderd. In 2016 is bijna 85 procent van de eerstejaars goed te spreken over hun opleiding in het algemeen. Dat was vorig jaar maar een heel klein beetje minder: 84,3 procent.
Achter de komma
Ruim 700 duizend studenten kregen dit voorjaar een uitnodiging om de Nationale Studenten Enquête (NSE) in te vullen. Meer dan twee op de vijf deden mee. De gemiddelde oordelen over thema’s als studieroosters, toetsen, faciliteiten en docenten zijn iets gunstiger, al moet je soms twee cijfers achter de komma kijken om het verschil te kunnen zien.
De enquête is uitgevoerd in opdracht van Studiekeuze123, een samenwerkingsverband van universiteiten, hogescholen, studentenorganisaties en het ministerie van Onderwijs. Op haar site publiceert de stichting vandaag ook de scores per opleiding.
Geen top 3
De schat aan informatie roept de vraag op wat dan de beste universiteiten en hogescholen zijn, maar een goede ranglijst is er niet een-twee-drie uit te destilleren. Desgevraagd waarschuwde Anja van den Broek van ResearchNed, deskundige op het gebied van enquêtes en kwaliteitsmetingen, daar vorig jaar voor: “Het kan gebeuren dat een opleiding een tiende hoger scoort dan een andere, terwijl studenten er eigenlijk even tevreden zijn. Als je de vragenlijst nog een keer verspreidt, komt misschien het omgekeerde eruit. Alleen daarom al moet je voorzichtig zijn.”
Pabomeisjes
Onderwijsinstellingen hebben bovendien soms heel verschillende studenten binnen hun muren. Van den Broek: “Jongens die economie studeren vullen zo’n enquête heel anders in dan meisjes op de pabo. Als je corrigeert voor samenstelling van studentenpopulaties, blijken de verschillen tussen onderwijsinstellingen veel kleiner.”
Ze kreeg bijval van Frank Steenkamp, maker van de Keuzegidsen voor het hoger onderwijs. Ook hij wees op verschillen tussen studies, maar hij had daarnaast zijn twijfels bij sommige vragen in de NSE. “Neem de vraag naar de ‘algemene tevredenheid’ van studenten. Je weet niet precies wat je daarmee meet. Misschien laten studenten ook meewegen hoe leuk ze hun studentenstad vinden.”
Opleidingen vergelijken
Hij benadrukt al sinds de eerste Keuzegids dat de vergelijking tussen opleidingen veel zinniger is dan tussen instellingen. “Daar hebben studiekiezers veel meer aan.” Waarom hij dan toch een instellingenranglijst maakt? “We zien het als samenvatting. Het zegt iets als een onderwijsinstelling over het algemeen beter presteert in de NSE en de onderwijskeuring van de NVAO. Dat is zeker relevant voor mensen die op helikopterniveau naar instellingen kijken. Maar niet voor de gewone studiekiezer.”