Afgelopen februari accepteerde de Tweede Kamer een VVD-amendement dat een numerus fixus voor opleidingstrajecten mogelijk maakt. Daarmee kunnen opleidingen een rem op een Engelstalige traject zetten om specifiek buitenlandse studenten te weren, zonder dat studenten in het Nederlandstalige traject daar last van hebben.
Die wetswijziging was omstreden. Niet per se inhoudelijk: de Tweede Kamer, de minister en het onderwijs willen dit allemaal allang. Wel staatsrechtelijk: het amendement werd tijdens de begrotingsbehandeling ingediend. De Eerste Kamer kan dus niet zomaar dat amendement verwerpen; dat kan alleen door de hele Onderwijsbegroting af te keuren.
Demissionair minister van Onderwijs Robbert Dijkgraaf ontraadde het voorstel ten zeerste, al was het maar om staatsrechtelijke redenen. Als je over de begrotingswet praat, kun je niet zomaar een andere wet (op het hoger onderwijs) wijzigen, vond hij. Zo staat het ook de in regels van de Tweede Kamer zelf.
Kritische vragen
Nu begint dezelfde discussie in de Eerste Kamer, maar dan met één belangrijk verschil: de minister geeft zijn verzet op, zo blijkt uit zijn antwoorden op kritische vragen van de senaat.
Kan dit wel, zo’n inhoudelijke wetswijziging via de begroting, vroeg de senaat? Nee, het is ongebruikelijk en onwenselijk, vindt Dijkgraaf nog steeds. Maar verdere vertraging ziet hij kennelijk niet zitten. De minister heeft zijn “institutioneel-staatsrechtelijke bezwaren” in het debat met de Tweede Kamer gedeeld en die gaat hier uiteindelijk zelf over, zegt hij.
Moet de Raad van State een spoedadvies geven over het amendement? Niet nodig, vindt Dijkgraaf, want de kritiek kun je uittekenen. De raad heeft al vaker gezegd dat begrotingswetten niet op deze manier misbruikt mogen worden. Over de inhoud van het amendement heeft de Raad van State bovendien al eerder advies gegeven, toen de vorige minister van Onderwijs het ook voorstelde.
Indirect discrimineren
Dan is er nog het probleem dat de numerus fixus, via de onderwijstaal, indirect discrimineert tussen Nederlandse en buitenlandse studenten. Maar dat kan, zegt Dijkgraaf, als daar goede redenen voor zijn.
Als een opleiding de instroom niet meer aankan, redeneert hij, heeft zij een goede reden om een studentenstop in te stellen. Daarnaast is de fixus niet alleen bruikbaar voor Engelstalige opleidingstrajecten, maar voor alle trajecten. Je mag hem ook op alleen de Nederlandstalige variant zetten. Of op een opleidingstraject in een andere stad. De wet zelf discrimineert niet.
“Het is vervolgens aan het instellingsbestuur om te wegen of de inzet van het instrument passend en noodzakelijk is om het legitieme doel te bereiken”, zegt Dijkgraaf. Hogescholen en universiteiten moeten dus zelf oppassen dat ze niet discrimineren als ze zo’n fixus instellen.
Haast
De Tweede Kamer gebruikte de begrotingswet uit ongeduld. Al veel te lang werkt Dijkgraaf aan zijn wet Internationalisering in balans, vinden veel partijen, dus namen ze in februari zelf het heft in handen. Ze hoopten dat opleidingen de trajectfixus al in studiejaar 2025-2026 konden gebruiken.
Maar het amendement was nog geen dag oud of Dijkgraaf prikte die illusie door. De Kamer mag dan haast hebben, “het is hoogst onzeker of er tijdwinst wordt geboekt met het aannemen van dit amendement”, zei de minister destijds.
Je hebt het systeem niet zomaar omgegooid, legt hij uit. De politiek kan nog zoveel haast maken, het zijn opleidingen die selectieprocedures moeten inrichten en samen met Studielink het inschrijfproces moeten aanpassen. Studielink heeft eerder aangegeven dat hier eigenlijk vier jaar voor nodig is, zegt Dijkgraaf, al kan het misschien wel iets sneller.