Ze hebben het vaak niet breed, maar daar kan een demissionair kabinet weinig aan veranderen, denkt minister Dijkgraaf. Buitenlandse promovendi die niet kunnen rondkomen van de beurs die ze uit eigen land meekrijgen, moeten vooral beter voorgelicht worden over wat hun in Nederland te wachten staat, is zijn conclusie.
Onder minimumloon
Zo’n 3.800 buitenlanders promoveren met een beurs aan een Nederlandse universiteit. Gemiddeld krijgen ze 1.400 euro per maand, minder dan het minimumloon, en sommigen moeten zelfs van 700 euro rond zien te komen, bleek uit een onderzoek van Promovendi Netwerk Nederland (PNN).
Sommige universiteiten vullen de beurs daarom aan, maar daarmee lopen ze een risico. Achteraf kunnen ze zomaar een naheffing opgelegd krijgen. Soms ziet de Belastingdienst de aanvulling namelijk als een vorm van salaris en daar horen premies en belastingen bij.
In dienst
Zonder arbeidsovereenkomst hebben beurspromovendi geen recht op huurtoeslag of kinderopvangtoeslag. Ook de zorgverzekering is voor hen niet goed geregeld. Kunnen universiteiten de beurspromovendi daarom niet beter allemaal in dienst nemen? Dat opperde PNN in september. Het zou in één klap een hoop problemen oplossen.
Maar Dijkgraaf denkt dat daar weer nieuwe problemen voor in de plaats komen, schrijft hij nu. Als universiteiten deze promovendi in dienst zouden nemen, kost dat veel geld. “En dat zou betekenen dat er minder promovendi via dergelijke programma’s naar Nederland zouden komen”, schrijft de minister. Bovendien gaat hij helemaal niet over wie universiteiten wel of niet in dienst nemen.
Naheffing
De minister kan universiteiten ook niet vooraf geruststellen over eventuele naheffingen van de Belastingdienst. Die beslist immers van geval tot geval op basis van de individuele omstandigheden, legt de minister uit. En altijd achteraf.
Dat brengt hem in een lastig parket. De Tweede Kamer riep hem namelijk al in september 2022 op om er samen met andere overheidsinstanties voor te zorgen dat universiteiten niet achteraf voor fiscale verrassingen komen te staan wanneer zij de beurzen van buitenlandse promovendi aanvullen. De CDA-motie hierover werd vorig jaar unaniem aangenomen.
Motie
In plaats daarvan vraagt de minister aan universiteiten om zelf de boel gelijk te trekken, schrijft hij in zijn brief aan de Kamer. Universiteiten zouden onderling afspraken kunnen maken over hoe ze met beurspromovendi omgaan. Maar vooral moeten de buitenlandse promovendi vooraf “beter geïnformeerd worden over wat zij mogen verwachten als ze naar Nederland komen voor hun promotieonderzoek”.
Voorzitter Benthe van Wanrooij van het promovendinetwerk is verbaasd dat de minister het probleem bij de universiteiten legt. “De minister voert de motie simpelweg niet uit en hij geeft ook geen handreiking aan universiteiten over hoe ze de beurzen fatsoenlijk kunnen aanvullen. We hopen dat universiteiten wel op zoek gaan naar een oplossing voor de precaire situatie van deze promovendi.”