Er zijn twee landelijke organisaties die de belangen van studenten verdedigen: het Interstedelijk Studenten Overleg (ISO) en de Landelijke Studentenvakbond (LSVb). Ze zitten met de minister aan tafel, demonstreren op het Malieveld of lobbyen bij politieke partijen.
Het ISO heeft zijn wortels in medezeggenschapsraden, terwijl de LSVb activistisch is en uit lokale studentenvakbonden voortkomt. Ze hebben elk een andere aanpak, vertellen voorzitters Demi Janssen (ISO) en Elisa Weehuizen (LSVb).
PVV-minister
En dat blijkt. De volgende minister van Onderwijs kan een PVV’er zijn, wat allicht grote gevolgen heeft voor de koers van het hoger onderwijs. Is het dan business as usual aan de overlegtafels of zetten de studenten hun hakken in het zand?
Het ISO blijft zeker praten, zegt voorzitter Demi Janssen. “Wij realiseren ons dat deze verkiezingsuitslag veel heeft losgemaakt onder studenten. Ze mogen van ons verwachten dat wij ons onverminderd blijven inzetten voor iedere student. Daarvoor moeten we in gesprek gaan met alle politieke partijen, juist om ze te overtuigen van onze ideeën. Als ISO blijven we altijd opkomen voor goed en toegankelijk onderwijs waarin iedere student zich gesteund voelt.”
De LSVb trekt een andere lijn. “Mocht er inderdaad een PVV-onderwijsminister komen, dan gaan wij niet in gesprek. Dat klinkt misschien hard, maar we moeten consequent tegen racisme en discriminatie blijven. Als een partij aan de macht komt die echt racistische uitspraken heeft gedaan, dan is dat voor ons gewoon een grens. Ik moet erbij zeggen: dit is de keuze van ons huidige bestuur. Het volgende bestuur kan een eigen afweging maken.”
Solliciteren
Beide organisaties zoeken nu nieuwe bestuursleden. Ze houden informatieavonden (ISO en LSVb) en plannen koffiedates. Belangstellenden hebben nog tot 26 januari (LSVb) of 31 januari (ISO) om te solliciteren. De opvolgers worden meestal in april gekozen. Ze worden ingewerkt en nemen dan voor de zomervakantie het stokje over.
Janssen en Weehuizen waren nog maar net begonnen of het kabinet viel. De twee voorzitters hadden een ander bestuursjaar verwacht. Janssen: “Voor ons was het in de zomer geen komkommertijd, we moesten meteen hard aan de slag.”
Ze hadden het niet willen missen. “Het is heel tof dat je opeens zelf een speler bent in de landelijke politiek”, zegt Weehuizen. “We zitten bijvoorbeeld met minister Dijkgraaf aan tafel, we kunnen echt ons punt op tafel leggen. Tegelijkertijd voelt het ook weleens als een grote verantwoordelijkheid, want je bent wel achthonderdduizend studenten aan het vertegenwoordigen en daar wil je natuurlijk enorm je best voor doen.”
Effect
De studentenorganisaties bereiken ook dingen, onderstrepen ze graag. Denk aan het protest tegen de stijgende rente op studieschulden. “We horen vaak van studenten dat ze het fijn vinden dat iemand zo’n protest organiseert”, zegt Weehuizen. Het heeft geleid tot een motie in de Tweede Kamer die de rente in elk geval voor de pechstudenten van het leenstelsel zal verlagen. “Dat scheelt studenten in hun portemonnee.”
Het ISO wijst onder meer op de strijd voor een redelijke stagevergoeding, waar politieke partijen steeds meer oog voor hebben. “Ze begrijpen steeds beter dat studenten echt moeite hebben om rond te komen, zeker als ze niet zoveel steun vanuit huis krijgen. Het is tof om te zien dat ze het in hun verkiezingsprogramma’s opnemen. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor studentenwelzijn, waar we ons voor inzetten.”
Internationalisering
Hun opvolgers krijgen het druk genoeg. Vermoedelijk zal vooral internationalisering een heet hangijzer worden. Janssen en Weehuizen snappen de problemen voor de toegankelijkheid van het onderwijs en de huisvesting van studenten, maar zijn toch niet tegen de komst van buitenlandse studenten.
Janssen: “Ik heb een beetje een hekel aan deze uitdrukking, maar je moet het kind niet met het badwater weggooien.” Daar sluit Weehuizen zich bij aan: “We moeten gewoon goede afspraken maken en de balans zoeken.”