Een kind uit een arm gezin met problemen krijgt vaker een laag schooladvies dan andere kinderen. Socioloog Milio van de Kamp liet zich niet weerhouden en ging als eerste van zijn familie naar de universiteit. Hij schreef er een boek over.
De gesprekken met zijn jeugdvriend Brandon herinnert hij zich nog goed. Het was een slimme jongen die voor het eerst met moeilijke woorden als ‘triomfantelijk’ kwam. Daar hadden zijn voetbalvrienden uit de buurt nog nooit van gehoord.
Toch is Brandon doodgeschoten en is Milio van de Kamp (31) nu docent aan de opleiding interdisciplinaire sociale wetenschap van de Universiteit van Amsterdam (UvA). Van de Kamp begeleidt er onder meer eerstegeneratiestudenten, zoals hijzelf was. Brandon had ook naar de universiteit gekund, dat weet Van de Kamp zeker. “Hij was er slim genoeg voor, maar hij stond voortdurend in een overlevingsstand en kon niet ontsnappen.”
Vanaf het vmbo-kader ‘stapelde’ Van de Kamp zich een weg door het onderwijs om uiteindelijk af te studeren aan de universiteit. Hij had een droom, werkte hard en had vooral veel geluk. Dinsdag komt zijn autobiografie Misschien moet je iets lager mikken uit, dat hij schreef over de lange vernederende tocht die hij moest afleggen.
Het boek heeft een eigen hiphop-afspeellijst op Spotify, waarom hebt u die gemaakt?
“In de kansarme wijk waar ik ben opgegroeid was hiphop heel belangrijk. We lazen geen boeken, maar rappers waren voor ons altijd aanwezig. De problemen waar zij het in hun nummers over hadden, die leken op de onze. Sommige verhalen beginnen bij een bepaald nummer. Ik hoop dat die muziek de ervaring van de lezer versterkt.”
In wat voor wijk groeide u op?
“Ik wil niet zeggen welke wijk het was omdat ik niet bij wil dragen aan de negatieve beeldvorming, maar het was een typische achtergestelde buurt in Amsterdam. Daar zijn er zoveel van, ook in andere steden. Denk aan het Utrechtse Kanaleneiland, de Haagse Schilderswijk of aan Rotterdam-Zuid. Er was veel criminaliteit. Jongeren zijn daar vatbaar voor en we waren altijd op straat te vinden, want we voetbalden veel.”
Uit wat voor nest komt u?
“Mijn moeder werkte hard en probeerde het goed te doen, maar geld om de rekeningen te betalen was er nauwelijks. Thuis was er regelmatig geen warm water en licht. Ze werd geteisterd door gezondheidsproblemen. Mijn vader was vaak afwezig en probeerde iets bij te verdienen met allerlei illegale handeltjes. Ik had een slechte band met hem. Er werd ook nooit over gevoelens gesproken thuis. Dat kwam deels omdat mijn vader mijn moeder soms sloeg. Mijn broertje en ik moesten er het beste van maken.”
Wie heeft u ooit verteld dat u ‘misschien iets lager moet mikken’?
“Een docent op het vmbo-kader zei dat tegen me toen ik haar vertelde dat ik later psycholoog wilde worden. Het versterkte mijn eigen onzekerheid. Die docent zal het wel beter weten dan ik, dacht ik. Het duurde daarna een paar jaar voordat ik me kon herpakken. Maar achteraf bezien staat haar reactie eigenlijk voor het grotere probleem waar jongeren uit kansarme milieus tegenaanlopen. Docenten willen met zulke uitspraken voorkomen dat je teleurgesteld raakt, maar dat zorgt er juist voor dat leerlingen en studenten op achterstand blijven. Zo werkt het ook met het schooladvies. Zelfs als je hoog scoort op een Cito-toets word je naar een lager niveau gestuurd. Kansarme kinderen worden ontmoedigd door vooroordelen van anderen.”
Waarom wilde u psycholoog worden?
“Ik denk dat ik ooit iemand in een film heb gezien die psycholoog was. De status die een psycholoog heeft, wilde ik ook. Ik wilde gerespecteerd worden.”
U werd weliswaar geen psycholoog, maar u bent uiteindelijk wel afgestudeerd aan een universitaire masteropleiding. Hoe lukte u dat?
“Ik heb veel geluk gehad. Net op het juiste moment ontmoette ik mijn vriendin. Zij wilde zelf ook naar de universiteit en ze kwam uit een gezin waarin dat gestimuleerd werd. Ik ging diploma’s stapelen. Na het vmbo-kader deed ik een mbo-sportopleiding. Daarna heb ik een mbo-opleiding in de retail gedaan. Met mijn hbo-propedeuse maatschappelijk werk ben ik eerst naar de Vrije Universiteit gegaan, maar daar voelde ik me totaal niet op mijn plek. Uiteindelijk ben ik aangenomen bij de UvA. Daar was het ook lastig, maar ik kon het goed vinden met een docent met een soortgelijke achtergrond.”
Kunt u als socioloog nu beter duiden wat u als leerling en student overkwam?
“Ja, wat er misgaat in het onderwijssysteem legt bloot wat er in de hele samenleving fout gaat met kansengelijkheid. Als leerling en student werd me steeds weer duidelijk gemaakt dat ik niet thuishoorde op school of op de universiteit. Studiegenoten gingen met hun ouders op vakantie naar verre landen, terwijl ik nooit wegging. Mijn docenten behandelden me anders omdat ik mijn opstellen niet uit kon tikken op de computer, die ik thuis niet had. Ik wist nooit wat er van me verwacht werd.”
“Aan de universiteit hadden mijn studiegenoten het vaak over populaire boeken. Daar kon ik nooit over meepraten omdat we thuis geen boeken hadden. Collega’s aan de universiteit die nooit tegenwind hebben gehad, zijn eerder geneigd om altijd maar hun mening te verkondigen, zonder er echt goed over na te denken, omdat ze weten dat mensen toch wel luisteren. Dat zou ik nooit durven. De socioloog Pierre Bourdieu, die zelf ook een sociale stijger was, noemt dat symbolisch geweld. Als achtergesteld kind heb je constant het gevoel dat je niet op je plek bent in een systeem dat is gebouwd voor middenklassekinderen, dat je niet intelligent genoeg bent en dat alles wat niet lukt je eigen schuld is.”
Hoe kunnen hogescholen en universiteiten eerstegeneratiestudenten beter helpen?
“Er ligt een groter probleem aan ten grondslag. Bestuurders en docenten uit hogere middenklassemilieus bepalen wat jongeren uit achtergestelde milieus moeten doen, terwijl ze zich niet echt kunnen inleven in hun situatie. Het versoepelen of afschaffen van het bindend studieadvies is een goede stap, maar als je de boel niet op de schop wilt nemen dan ben je eigenlijk alleen de schade aan het beperken. Docenten moeten hun eigen positie ten opzichte van deze groep studenten beter leren begrijpen. Als ze erkennen dat ze niet weten wat deze studenten hebben meegemaakt, kunnen ze adequater handelen. Maar uiteindelijk moet je ook mensen in machtsposities hebben die weten hoe ongelijkheid voelt.”
Misschien moet je iets lager mikken van Milio van de Kamp verschijnt deze week bij uitgeverij Atlas Contact, 20 euro, ISBN 9789045045627.