Echt verbaasd was hij niet. Maar Lex Bouter, hoogleraar methodologie en integriteit aan de VU en oud-rector, is wel ‘sadder and wiser’ geworden van de manier waarop tien van de vijftien Nederlandse universiteiten het afgelopen jaar hebben afgehaakt bij wat het grootste onderzoek naar wetenschappelijke integriteit had moeten worden. “Blijkbaar ligt het onderwerp toch nog te gevoelig.”
Het plan was om alle 40.000 academische onderzoekers in Nederland met steun van hun eigen universiteit aan te schrijven om mee te doen aan de enquête. Die zou niet alleen op persoonsniveau anoniem zijn, maar ook op het niveau van de universiteit. Waardoor je nooit de conclusie zou kunnen trekken dat wetenschappers in Tilburg integerder zijn dan in Amsterdam of andersom.
Het onderzoek had het vertrekpunt moeten zijn van een nationaal gesprek over wat integer wetenschappelijk onderzoek inhoudt en welke factoren die integriteit in de praktijk in de weg zitten. “Het was erg in het belang van de universiteiten geweest om wel mee te werken”, stelt Bouter.
Echt onzin
Twee jaar geleden waren de voorzitters van de belangrijkste wetenschappelijke organisaties in Nederland, zoals de VSNU, KNAW en NWO, nog enthousiast. Vorig jaar reageerden de gezamenlijke rectoren aanmerkelijk koeler op het voorstel. “Die presentatie liep niet echt lekker”, zegt Bouter, “naderhand was de reactie: u hoort nog van ons.” Tien universiteiten haakten af. De VU, UvA, Universiteit Maastricht, Universiteit Tilburg en Radboud Universiteit Nijmegen deden wel mee.
De respons valt wat tegen
Sommige van de niet-deelnemende universiteiten gaven als argument dat het onderzoek methodologisch rammelt. Dat is volgens Bouter echt onzin: “Op verzoek van de deelnemende universiteiten hebben we met de vijf beste survey-experts van Nederland nog eens naar de vragenlijst gekeken en die waar nodig aangepast. Dat wisten de andere universiteiten heel goed.”
Daarnaast was de anonimiteit op instellingsniveau voor sommige universiteiten een argument om juist niet mee te doen, omdat het betekent dat ze weinig concreets aan de cijfers zouden hebben. Volgens Bouter is het onderzoek daar ook helemaal niet voor bedoeld: “Het doel is dat je per vakgebied en per wetenschappelijke rang kunt zien wat veelvoorkomende valkuilen zijn op het gebied van integriteit. Dat kan helpen om later gericht onderzoek te doen naar bepaalde sectoren.”
Heel gevoelig
Uit internationaal onderzoek blijkt dat ongeveer een derde van de wetenschappers zich in de afgelopen drie jaar weleens heeft beziggehouden met questionable research practices, de vakterm voor het grote grijze gebied tussen echte fraude en wetenschap zoals het hoort. Daar valt onder meer het op allerlei manieren oppoetsen van datasets onder om sterkere conclusies te kunnen trekken. Echte fraude, zoals het vervalsen van data, pleegt zo’n 2 procent van de wetenschappers.
“We verwachtten dat uit ons onderzoek misschien wel een iets hoger getal zou komen, omdat onze privacy-waarborgen beter zijn”, stelt Bouter, “En dat zie je de krantenkoppen natuurlijk al voor je: Nederlandse onderzoekers frauderen meer dan buitenlandse wetenschappers. Dat ligt heel gevoelig allemaal.”
Van de universiteiten die niet meededen hebben de wetenschappers toch de e-mailadressen van wetenschappers weten te achterhalen. Bouter: “Die staan gewoon op hun sites, het is openbare informatie. We hebben een whizzkid ingehuurd om die mailadressen van de sites te scrapen.”
Maar het gevolg was wel dat die medewerkers een mail kregen van het onderzoeksbureau zonder aanbeveling van hun college van bestuur met de vraag om mee te werken aan het onderzoek. Of het daaraan ligt, is moeilijk te achterhalen, maar de respons valt wat tegen: van de meewerkende universiteiten vulde ruim 20 procent van de aangeschreven wetenschappers de enquête in, van de niet-meewerkende universiteiten deed ruim 15 procent van de medewerkers dat. Bouter had gehoopt op 25 procent.
De onderzoekers hebben in totaal zo’n 7000 vragenlijsten teruggekregen. Voor het beantwoorden van de meeste vragen is dat genoeg, stelt Bouter, maar het kan zijn dat je daardoor minder goed conclusies kunt trekken over kleinere subgroepen, hoogleraren in de geesteswetenschappen bijvoorbeeld.
Domme reden
Al met al speelde de angst voor reputatieschade een belangrijke rol in het gedoe rondom het eerste grootschalige Nederlandse onderzoek naar wetenschappelijke integriteit, schrijft Science Guide in een reconstructie. En die angst is volgens Bouter onterecht: “Uit de affaire met Diederik Stapel, die de Universiteit Tilburg vanaf het begin met grote openheid heeft aangepakt, kun je leren dat het juist goed is voor je reputatie om zo open mogelijk te zijn over dit soort dingen.”
Echte fraude, zoals het vervalsen van data, pleegt zo’n 2 procent van de wetenschappers
Slapeloze nachten heeft hij er niet van, vertelt Bouter, hij vindt het voornamelijk heel vervelend voor zijn postdoc die het onderzoek uitvoert, de epidemioloog Gowri Gopalakrishna: “Ik snap heel goed dat zij gefrustreerd is, maar ik heb haar voorgehouden dat proefpersonen- dus ook universiteiten – in wetenschappelijk onderzoek altijd nee mogen zeggen, ook al hebben ze geen reden, of een domme reden om dat te doen.”