Onafhankelijke journalistiek over de Vrije Universiteit Amsterdam | Sinds 1953
21 november 2024

Wetenschap
& Onderwijs

Het knellende keurslijf

Aan je lichaam werken is een nieuwe religie geworden. En ja, bewegen is gezond, maar het gehamer daarop gaat voorbij aan veel complexe problemen. Sportfilosoof Ivo van Hilvoorde vindt het een misleidende en elitaire ideologie.

“Zevenjarigen weten tegenwoordig al wat een sixpack is”, zegt sportfilosoof Ivo van Hilvoorde. Hij doet onderzoek naar hoe onze opvattingen over een sportief lichaam in de loop der tijd zijn veranderd en werkt bij Bewegingswetenschappen aan de VU en als lector Bewegen, school en sport aan Hogeschool Windesheim. Een conclusie: een getraind lichaam is een statussymbool geworden. “Zo’n lichaam communiceert dat je gedisciplineerd bent, in staat bent om verleidingen te weerstaan en goed voor jezelf kunt zorgen.”

Aan je lichaam werken is een nieuwe religie geworden. “Jongeren staan op steeds jongere leeftijd in de sportschool”, zegt Van Hilvoorde. “De norm over hoe een goed lichaam eruit hoort te zien is alomtegenwoordig door beelden op sociale media.”

Het lichaam is de etalage van de bv ik

In het boek Fitter, harder, mooier beschreven Van Hilvoorde en Ruud Stokvis in 2008 hoe individuele fitnessbeoefening een centrale plek kreeg in onze cultuur. De afgelopen jaren is het belang van een strak en gespierd lichaam alleen maar toegenomen, terwijl de tolerantie voor lichamen die niet aan deze norm voldoen, juist afnam.

Maar de normativiteit rondom fitness is niet nieuw. Sport met het doel om het lichaam sterker en mooier te maken ontstond in de tweede helft van de negentiende eeuw, schrijven Van Hilvoorde en Stokvis. De zogeheten Körperkultur hechtte veel belang aan de gezonde, natuurlijke staat van het lichaam. Die natuurlijke staat viel voor vrouwen samen met het schoonheidsideaal: er kwamen gymnastiekverenigingen waar ze hun lichaam moesten trainen om er bevallig en gracieus uit te zien. In het boek wordt de arts August Allebé geciteerd, die in 1857 over het nut van gymnastiek voor jonge vrouwen schreef dat het diende tot het aankweken van ‘rijzige, doch niettemin gevulde vormen in schoone evenredigheid der deelen, een bloeiende gelaatskleur, in levendigen oogopslag, in een sierlijken en veerkrachtigen gang’.

Gymnastiek, korsetten en diëten

Technologische vernieuwingen als de uitvinding van de gloeilamp, trein en auto vergrootten de mogelijkheden om te sporten qua tijd en locatie. Sociaal gezien ontwikkelden sporten zich van een lokaal volksvermaak tot competities met een internationaal karakter.

Toch was sport in de negentiende eeuw vooral een activiteit voor de happy few. Pas na de Tweede Wereldoorlog krijgen sportverenigingen bredere belangstelling. Dat zijn dan veelal teamsporten, zoals voetbal en korfbal. In die tijd verspreidt zich ook de norm voor vrouwen om een slank figuur te hebben naar de bredere bevolking. Gymnastiek, korsetten en diëten zijn de middelen om dat te bereiken.

In de jaren zeventig ontstond er bredere belangstelling voor individuele sporten en het trainen van het lichaam om aan een schoonheidsideaal te voldoen. Verstedelijking, individualisering en secularisering van de samenleving spelen daarbij een rol.

‘Hardlopers werden nageroepen en uitgelachen’

“Fitnesstrends kwamen overgewaaid uit Amerika, met name uit Californië, waar sterren als Jane Fonda en Arnold Schwartzenegger trendsetters werden in de individuele fitnesscultuur”, vertelt Van Hilvoorde.

Ook hardlopen als sport kreeg toen voor het eerst een grotere belangstelling, maar de jogger was nog niet bepaald geaccepteerd in het straatbeeld. “Hardlopers werden nageroepen en uitgelachen, aanvankelijk ook mannen, maar van hen werd meer geaccepteerd dan van vrouwen”, zegt Van Hilvoorde. De beelden van Katrine Switzer, de eerste vrouwelijke deelnemer aan de Boston Marathon in 1967, waarin een van de organisatoren probeert om Switzer fysiek weg te trekken uit de marathon, zijn typerend.

Sportscholen waar mensen gestructureerd aan hun lichaam werken, werden sinds de jaren negentig heel populair. Mannen richtten zich in eerste instantie op het kweken van spieren met fitnessapparaten, terwijl vrouwen meer met aerobics en aanverwante groepslessen aan hun figuur werkten. Daarna raakte dit meer vermengd. En inmiddels hoort fitness wereldwijd net zo bij het leven van de moderne stedeling als een cappuccino met havermelk.

Niet meebetalen aan ongezond gedrag

“Een mooi en fit lichaam is in toenemende mate een vorm van sociaal kapitaal geworden”, stelt Van Hilvoorde. Er mooi uitzien associëren we met gezondheid en succes. En in hoeverre je dat bereikt, ziet men als je eigen verantwoordelijkheid. En daarin schuilt ook het probleem. “Het lichaam is de meest zichtbare uiting van hoe het met ons gaat, daarin komen allerlei factoren tot uiting die te maken hebben met onze sociaaleconomische status, gezondheid, welbevinden en positie in de maatschappij.”

Fitness en andere vormen van sport hebben een meritocratisch imago: dat het volledig aan je eigen inzet en discipline ligt hoe succesvol je bent. Maar volgens de sportfilosoof is dit een misleidende en elitaire ideologie. Want lang niet iedereen kan genoeg tijd, energie en geld vrijmaken om een afgetraind lichaam te bereiken.

Hij vindt het dan ook te simpel om bij de issues die in het lichaam tot uiting komen, zoals obesitas en daaraan gerelateerde ziektepatronen, meer beweging als dé oplossing aan te dragen: “Je kunt wel veel nadruk leggen op het belang van sport en bewegen, zoals sommige van mijn collega’s doen, maar als mensen allerlei heel complexe onderliggende problemen hebben, zoals te weinig geld om gezond eten te kopen, of teveel zorgen om energie over te houden om te sporten, is het belangrijk om eerst die problematiek te erkennen. Het lichaam is dan de plek waar deze problematiek het meest zichtbaar wordt, maar de oorzaak ligt elders.”

Hoogopgeleide mensen leven gemiddeld vijftien jaar langer in goede gezondheid dan  het laagopgeleide, armere deel van de bevolking, berekende het CBS. En dat verschil is de afgelopen jaren toegenomen, terwijl de tolerantie voor mensen wier lichaam niet aan de norm voldoet, juist is afgenomen.

“De samenleving is strenger geworden”, observeert Van Hilvoorde. “De neoliberale opvatting dat je zelf verantwoordelijk bent voor je eigen gezondheid is steeds dominanter geworden. Je hoort vaker het argument: wij willen niet meebetalen aan jouw ongezonde gedrag. Daarmee maak je mensen individueel verantwoordelijk voor hun gezondheid, terwijl je echt vraagtekens kunt plaatsen bij hoe terecht dat is.”

Hard werken aan ideaalbeeld

Al vanaf de negentiende eeuw beoefenen mensen fitness niet alleen voor hun  gezondheid, maar ook en misschien wel vooral om aantrekkelijk gevonden te worden. Wat dat betreft verschillen de negentiende-eeuwse gymnastes niet zoveel van de influencers van nu. Behalve dan dat de norm over wat een mooi uiterlijk is, is versmald. De opkomst van sociale media en de groei van kosmetische mogelijkheden spelen daarbij een rol. Rechte witte tanden, een gladde strakke huid, een slank figuur met voor vrouwen ronde borsten en billen en voor mannen het beroemde sixpack zijn de norm geworden. Is dat schadelijk? Van Hilvoorde denkt deels van wel: “Jongeren voelen zich in toenemende mate gedwongen om aan deze norm te voldoen, blijkt uit onderzoek. Dat begint al bij pubers, die een sterk beeld hebben van wat mooi is en wat afwijkend. Dat is niet altijd goed voor hun zelfbeeld.”

Tegelijk ontstaat er ook meer diversiteit in hoe het ideale lichaam eruitziet, op het gebied van gender bijvoorbeeld. “We kunnen het lichaam steeds meer aanpassen met technische ingrepen en implantaten, waardoor het beeld van wat een ideaal lichaam is ook juist weer diverser wordt.”

‘Een fit lichaam wordt een instrument om het stevige tempo vol te kunnen houden’

Maar ook dan is het lichaam geen gegeven meer, maar een object dat gevormd moet worden naar een ideaalbeeld. Of om het in neoliberaal jargon te formuleren: het lichaam is de etalage van de bv ik.

En het onderhoud van deze etalage komt voor jongvolwassenen bovenop al die andere dingen die ze moeten: goede cijfers halen, een bijbaan, een rijk sociaal leven. “Ik zie het bij studenten en jonge wetenschappers. Die doen soms aan topsport en volgen een dubbele master, of allerlei extra vakken, allemaal om zich te onderscheiden.” Tegelijkertijd relativeert de sportfilosoof de druk waaronder jongvolwassenen staan als iets wat ook hoort bij die levensfase: “Toen ik afstudeerde, was er geen werk. Nu is er wel werk, maar zijn de contracten tijdelijk en zijn woningen onbetaalbaar. Elke tijd heeft zo zijn eigen problemen.”

Wat wél veranderd is, constateert hij, is dat studenten meer bezig zijn dan vroeger met wat gezond is: “Er moet heel veel in korte tijd, dat is een extra stressfactor ten opzichte van vroeger. En een fit lichaam wordt dan een instrument en een vereiste om het stevige tempo vol te kunnen houden. Dat kun je ongezond noemen, maar de levensstijl van studenten vroeger, met veel drank en pizza, was ook lang niet altijd gezond.”

De illustraties zijn afkomstig uit Encyclopaedie voor de vrouw, practisch handboek voor het dagelijks leven, onder hoofdredactie van drs. M. G. Schenk, De Bezige Bij, 1951.