“Europa is niet goed voorbereid op internationale rampen van deze omvang. Het getouwtrek om beademingsapparaten en de noodfinanciering tonen dat aan”, zegt rampendeskundige Kees Boersma. “Samenwerken blijkt lastig en tegelijkertijd worden rampen steeds internationaler”, verwacht hij.
Als de coronacrisis iets laat zien is het wel dat in tijden van nood ieder land eerst zijn eigen belang nastreeft. Daarom stelde Duitsland begin maart een uitvoerverbod in van beschermende kleding en mondkapjes. Frankrijk en andere landen namen vergelijkbare maatregelen. En Nederland wilde eerst geen noodfonds instellen voor de ernstig getroffen landen in Zuid-Europa. “Samenwerking binnen de EU is gewoonlijk vaak al lastig. Dat zie je nu dubbel en dwars terug”, stelt Boersma.
De komende tijd gaat Boersma onderzoeken hoe internationale richtlijnen zoals die van de WHO (World Health Organisation) en de ECDC (European Center for Disease Prevention and Control) nageleefd worden. “Verschillende landen interpreteren die richtlijnen anders en nemen ook verschillende maatregelen. Wij gaan kijken wat uiteindelijk de effecten van die verschillen zijn”, zegt Boersma. Hij was al gestart met een Europees onderzoek naar de risicoperceptie van rampen in verschillende Europese landen en tot wat voor beleid dat leidt.
Het onderzoek naar de coronacrisis sluit daar heel goed op aan. De onderzoeksaanvraag is binnen drie weken in elkaar getimmerd door een internationale groep wetenschappers en gehonoreerd door de Europese Unie.
Zwaar belast
Het aantal intensive-care-bedden dat landen hebben, verschilt opvallend. “Nederland heeft weinig buffercapaciteit in de hulpverlening”, stelt Boersma. “Jarenlange marktwerking in de zorg is een verklaring daarvoor. Je ziet dat in meer Europese landen. Uit analyses en rampenoefeningen bleek dat de hulpdiensten al zwaar belast zijn in de normale situatie. Dan kun je een ramp er nauwelijks bij hebben, laat staan iets dat langer aanhoudt, zoals een pandemie.”
Het is niet de eerste keer dat getouwtrek tussen Europese landen een efficiënte hulpverlening in de weg staat. Boersma: “Je zag dat ook bij de vluchtelingencrisis een aantal jaren geleden. Ook dat is een internationaal probleem waarin de reflex toch is dat Europese landen vooral vanuit hun eigen belang redeneren.” Toekomstige rampen en de gevolgen daarvan zullen alleen maar internationaler worden, verwacht Boersma. Klimaatverandering en de gevolgen daarvan houden niet op bij de grens. “Corona is een testcase voor de Europese samenwerking”, vindt Boersma.
Structurele capaciteitsproblemen
Wat volgens de onderzoeker de laatste jaren trouwens wel beter gaat, is de samenwerking tussen hulpdiensten onderling. Ook het delen van informatie gaat beter dan een aantal jaren terug. “ Dat is heel belangrijk voor de efficiency van de hulpverlening, maar daarmee los je uiteindelijk structurele capaciteitsproblemen niet op”, aldus Boersma.
De samenwerking tussen de overheid en maatschappelijke organisaties of burgerinitiatieven is ook een van de onderwerpen die Boersma gaat onderzoeken. “ Je ziet nu spontaan allerlei hulpdiensten ontstaan, buurtinitiatieven om boodschappen voor elkaar te doen bijvoorbeeld. Voor een optimale aanpak van de crisis zijn hulporganisaties erg waardevol, maar het is ook erg belangrijk dat organisaties en instanties van elkaar weten wat ze doen en welke spullen of diensten ze kunnen leveren”, legt Boersma uit.
Voor de zomer hoopt de onderzoeksgroep een eerste scan te hebben op basis waarvan het RIVM en andere instanties in Europa kunnen zien wat er goed gaat en wat er beter kan op het gebied van hulpverlening in de coronacrisis.