Hoe rampzalig een aardbeving ook kan zijn, voor sommige wetenschappers levert zo’n natuurramp interessant studiemateriaal. Organisatie-antropologen aan de VU waren net gestart met een onderzoeksproject naar de samenwerking van hulporganisaties bij grote rampen, toen Nepal werd getroffen door twee aardbevingen vlak achter elkaar. Dus stonden ze direct met hun voeten in de modder.
“In de hoofdstad Kathmandu stonden eigenlijk nog veel gebouwen overeind”, zegt onderzoeksleider Kees Boersma. “Vooral de hogere gebouwen die met beton en staal zijn gebouwd. Maar veel bakstenen woningen en historische tempels waren wel flink beschadigd. Je zag ook breuklijnen door de stad. Op sommige plekken was amper iets te zien en andere straten lagen bijna helemaal in puin.”
Tentenkampen
Boersma bezocht samen met promovenda Femke Mulder en postdoconderzoeker Jeroen Wolbers ook een aantal dorpen in het Nepalese rampgebied. “De dorpen waren het meest geraakt door de aardbevingen. Daar leefden mensen in tentenkampen of in tijdelijke golfplaten huizen.”
Na een aardbeving of andere grote ramp trekken heel veel organisaties het rampgebied in om hulp te bieden. Maar het is lastig om erachter te komen welke hulpgoederen waar het meest nodig zijn en of ze wel echt eerlijk verdeeld worden.
Langs elkaar heen
“De Verenigde Naties coördineren tegenwoordig de hulpverlening van de grote internationale organisaties, bijvoorbeeld Oxfam Novib, Cordaid en het Rode Kruis, om te voorkomen dat ze langs elkaar heen werken, zoals dat op Haïti gebeurde”, vertelt Boersma. “Er waren overleggen in Kathmandu over zaken als huisvesting, logistiek en water waar de ngo’s bij aan konden schuiven.”
Maar in de hoofdstad was het moeilijk te overzien wat er in de dorpjes gebeurde en aan welke hulpgoederen daar behoefte was. Boersma: “Je kunt niet vertrouwen op de bewonersaantallen op papier, want veel bevolkingsregisters zijn niet compleet. En je zag ook dat sommige families zich opsplitsten, waardoor er in een dorp ineens dertig in plaats van twintig gezinnen woonden.”
Vrouwelijke ondernemers
Op veel plekken buiten de hoofdstad sloten de ngo’s zich daarom aan bij lokale netwerken. Zo legde de leider van een lokale afdeling van Oxfam Novib in een vallei iets buiten Kathmandu contact met een netwerk van vrouwelijke ondernemers om informatie in te winnen over het gebied en de mensen.
“Het voordeel van die lokale samenwerkingen was dat de hulporganisaties veel flexibeler konden inspelen op de behoeftes van de lokale gemeenschappen. Maar het nadeel was dat ze daardoor het totaaloverzicht kwijtraakten. Hoe goed kunnen hulporganisaties omgaan met die spanning?”
Minder bureaucratie
De onderzoekers publiceerden eind vorige maand een white paper (een soort vlot geschreven rapport) over hun eerste bevindingen. Ze pleiten bij de rampenhulpverlening voor meer samenwerking in netwerken en minder procedures van bovenaf, zodat organisaties flexibeler kunnen inspelen op onvoorziene gebeurtenissen.