Gevraagd naar het hoogtepunt van zijn tijd als voorzitter van de ondernemingsraad (OR), moet Henk Olijhoek, die binnenkort afscheid neemt, lang nadenken. Het dieptepunt weet hij wel meteen: “Het absolute dieptepunt was natuurlijk de reorganisatie van de bedrijfsvoering van 2012 tot en met 2014, maar daar is al zoveel over gezegd en geschreven dat ik het hier verder bij wil laten. Dat de fusie van de bètafaculteiten van de VU en de UvA niet doorging, dat was ook een treurig dieptepunt.”
Dat was in 2013. VU en UvA zouden samen de Amsterdam Faculty of Science oprichten, voor meer slagkracht en overlevingskansen voor kleine opleidingen. Iedereen was vóór: de medewerkers van de VU, die van de UvA en de VU-studenten. Maar de studentenraad van de UvA zei nee.
“Het beeld dat er van de VU bestond, was toen heel slecht”, herinnert Olijhoek zich. “Het zou een tweederangsuniversiteit zijn, de UvA-studenten waren bang dat de kwaliteit van hun opleiding zou lijden onder de samenwerking. Ze wilden ook niet van Science Park weg en naar de Zuidas fietsen.”
Hij zucht, treurt kennelijk nog steeds om deze gemiste kans. “We hebben misschien niet genoeg gedaan om ze te overtuigen. Dat er zonder overleg met de medezeggenschap al een decaan was benoemd, Karen Maex, was ook een domme actie. Dat is de lont in het kruitvat geweest.”
Werkvloer erbij betrekken
Opeens weet Olijhoek wat het hoogtepunt was. “De discussie rond de bloktijden, toen de VU het plan had om de collegetijden te verkorten tot anderhalf uur. Daar was weinig draagvlak voor, bleek uit signalen die de OR bereikten. Het college van bestuur is toen gaan praten met docenten en mensen op de werkvloer in plaats van alleen met directeuren en decanen. Daarna heeft het bestuur zijn besluit heroverwogen.”
Het bestuur heeft er volgens Olijhoek een goede gewoonte van gemaakt om de werkvloer erbij te betrekken. “Je ziet het nu ook bij VUture, het project om de organisatie wendbaar en slagvaardiger te maken. Er wordt heel veel gepraat, werknemers worden erbij betrokken; dat is een goede ontwikkeling.”
‘Door de coronacrisis hebben we elkaar weer gevonden’
De ondernemingsraad botste hard met het bestuur in 2019, toen de raad zich verzette tegen de reorganisatie van de theologische faculteit. De raad spande zelfs een rechtszaak aan, wat het bestuur hem niet in dank afnam. De relatie tussen de OR en het college van bestuur verbitterde een tijdje. “Door de coronacrisis hebben we elkaar weer gevonden”, aldus Olijhoek. “Omdat we zoiets nog nooit eerder hadden meegemaakt, hadden we elkaar nodig om een weg door die crisis te vinden.”
Daarna volgde dan weer de Mars-crisis, de vernieuwing van het digitale landschap van de VU, die totaal in de soep liep. “Een zeperd, maar toen is bij het bestuur het kwartje wel gevallen”, meent Olijhoek. “De ondernemingsraad had gewaarschuwd: doe dat nou niet op deze manier. Niet leuk als dan blijkt dat de raad gelijk heeft, maar eigenlijk zijn daardoor de zaken wel verbeterd. Zoals dus met VUture. Nu hopen dat daar iets uitkomt dat de mensen snappen en accepteren, waar ze mede-eigenaar van zijn… we zullen zien.”
Angstcultuur
Vindt Olijhoek niet dat het bestuur op het gebied van de transparantie niet wat slagen te maken heeft? Hij haalt zijn schouders op. “Ik heb een college van bestuur onder leiding van René Smit meegemaakt”, zegt hij. Smit, de voormalige CDA-politicus, was degene die de reorganisatie in 2012 doordrukte, een operatie waarvan veel medewerkers nog steeds een trauma hebben. Erger dan toen wordt het niet meer, wil hij maar zeggen.
‘Niet iedereen durft wat te zeggen als een leidinggevende haar of zijn macht misbruikt’
We praten over de angstcultuur, een groot probleem, blijkt uit het jongste VU-werkbelevingsonderzoek. “De directeur van HRM, Renée-Andrée Koornstra, zegt weleens dat medewerkers mondig moeten zijn, maar niet iedereen is dat. Niet iedereen durft wat te zeggen als een leidinggevende haar of zijn macht misbruikt. Zeker als je voor je carrière afhankelijk bent van zo iemand, kijk je wel twee keer uit voordat je je mond opentrekt.”
In zijn eigen OR zaten leden die door hun leidinggevenden werden aangesproken om wat ze in de OR hadden gezegd. “Mensen zeggen weleens wat onhandigs, en realiseren zich niet dat er een journalist in de zaal zit”, zegt Olijhoek. “Maar ze mogen door hun leidinggevenden niet onder druk worden gezet. Ze moeten vrijuit kunnen spreken in de OR. Dat vindt het CvB ook, daar is bestuurslid Marcel Nollen heel duidelijk over.”
Dat Ad Valvas bij de vergaderingen aanwezig is, vindt hij uitstekend. “Ik zou het vervelend vinden als het niet zo was, want dan wordt de OR een black box. Niemand weet dan wat we eigenlijk aan het doen zijn.”
Nieuwe OR-leden beter begeleiden
Olijhoek heeft de VU drastisch zien veranderen als OR-lid. “Ik kwam er in 2005 bij en toen telde de VU 12.000 studenten en 2.500 medewerkers, nu zijn dat 32.000 studenten en 6.000 medewerkers, onvergelijkbaar. In dat eerste jaar als OR-lid wist ik vaak niet waar het over ging. Ik dacht: Wat doe ik hier? Ik vond het saai en kreeg vaak slaap tijdens de vergaderingen. Dat is gelukkig allemaal goed gekomen, maar het was – en is nog steeds – een steep learning-curve. Veel moest ik zelf uitvinden. Dat willen we nu beter gaan regelen. Nieuwe leden moeten beter begeleid worden. De nieuwe raad, die net is gekozen, begint pas over vijf maanden, dus er is meer tijd om je voor te bereiden.”
‘De VU is een vrij leuke plek om te werken’
Olijhoek zal er zelf niet meer bij zijn. Omdat hij volgend jaar met pensioen gaat als medewerker van de dienst Communicatie & Marketing stelt hij zich niet verkiesbaar voor de nieuwe OR. Wie zijn opvolger wordt, zal blijken in september, als de raad een nieuwe voorzitter kiest.
Dan heeft hij 45 jaar bij de VU eropzitten. Olijhoek begon hier ooit als student geschiedenis. Waarom is hij altijd aan de VU gebleven? “Blijkbaar is het toch niet zo’n onprettige plek om te zijn”, antwoordt hij. “De VU is een vrij leuke plek om te werken.” Of hij de VU zal missen? “Misschien word ik lid van het Gezelschap Gepensioneerde VU-medewerkers”, zegt hij. “Daar zie je dan iedereen weer terug, ook collega’s met wie je weleens een aanvaring hebt gehad.” Hij verwacht veel te gaan fietsen en klussen aan zijn tuinhuisje.
“Het zal vreemd zijn”, zegt hij.