Kinderen van laagopgeleide ouders hebben het moeilijk in het onderwijs, zeggen docenten en schoolleiders in het voortgezet onderwijs. Zo’n 55 procent van hen wijt dit aan het ‘politieke klimaat’.
Dit blijkt uit een enquête van DUO Onderwijsonderzoek, niet te verwarren met de overheidsinstantie Dienst Uitvoering Onderwijs. Een kleine tweeduizend docenten en schoolleiders in het primair- en voortgezet onderwijs werd gevraagd hoe zij tegen de kansengelijkheid bij hun school aankijken.
Het onderzoek, in samenwerking met het Algemeen Dagblad, borduurt voort op een rapport van de Onderwijsinspectie dat dit voorjaar insloeg als een bom. Daaruit bleek dat kinderen van laagopgeleide ouders in het nadeel zijn: ze krijgen een lager schooladvies en hebben meer last van de toenemende selectie in het hoger onderwijs.
Afschaffen basisbeurs
Bijna de helft van de geënquêteerde docenten en schoolleiders van middelbare scholen herkent dit beeld. In het basisonderwijs is dat zo’n dertig procent.
Het huidige politieke klimaat werkt de ongelijkheid in de hand, menen de respondenten.
Ze wijzen onder meer op het afschaffen van de basisbeurs en het afrekenen van scholen op prestaties van de leerlingen. Maar ook de toenemende inkomensverschillen baren hun zorgen: ouders die krap bij kas zitten, kunnen hun kinderen minder ondersteuning bieden.
Gelijkheid bevorderen
Op de vraag welke politieke partij de gelijkheid het meest bevordert, blijft de helft het antwoord schuldig. Van de rest krijgt D66 verreweg de meeste ‘stemmen’: zo’n veertig procent. Hierna volgt de SP (twintig procent) en de PvdA (ruim tien procent).