Veel vragen en weinig antwoorden. Dat was, in een notendop, de magere opbrengst van een vier uur durend debat in de Tweede Kamer over toegankelijkheid en kansengelijkheid.
Aanleiding voor het debat was de brief die minister Van Engelshoven in oktober naar de Kamer had gestuurd. De toon was optimistisch en de minister benadrukte ook gisteren dat het best goed gaat met de toegankelijkheid van het Nederlandse hoger onderwijs. Wie wíl studeren, kan dat meestal ook. De prijs is laag, en de kwaliteit hoog. “Collega’s in Brussel zwaaien mij lof toe om de toegankelijkheid van ons stelsel.”
Maar het kan altijd beter, vindt ook Van Engelshoven. In haar brief had ze een reeks maatregelen aangekondigd om de kansengelijkheid te bevorderen, de toegankelijkheid van het stelsel te waarborgen en het studentenwelzijn te verhogen en daar hadden de Kamerleden heel wat vragen over.
Doorn in het oog
Hoe zit het bijvoorbeeld met het bindend studieadvies? De hier en daar erg hoge norm van het bsa is Van Engelshoven nog altijd een doorn in het oog. Ooit bedoeld om studenten te helpen in een oriënterende fase, dient het bsa tegenwoordig als ‘selectie na de poort’. “We zien dat studenten worden rondgepompt. Dat ze bij de ene instelling uitvallen en volgend jaar bij een andere instelling aan exact dezelfde studie beginnen.”
De minister had in september een plan gelanceerd om deze vorm van ‘selectie na de poort’ de kop in te drukken en de bsa-norm landelijk te maximeren. Maar dat plan gaat na forse kritiek niet door. “De beslissing blijft bij de instellingen,” beloofde ze gisteren opnieuw aan PVV en VVD.
Hoe het nu verder gaat, is nog onduidelijk. De minister laat het bsa op dit moment evalueren. CDA’er Harry van der Molen vroeg haar om daarin ook in te gaan op de vraag waar afgewezen studenten terechtkomen en hoeveel werk de uitvoering van het bsa kost.
Studentenstops
Ook over haar plan om onnodige studentenstops aan te pakken kon ze nog niet veel zeggen. Ze herhaalde dat ze het aantal numeri fixi tot een minimum wil beperken – ze mogen straks alleen nog tijdelijk worden ingesteld en als er écht geen andere optie is.
Ander work in progress: de minister heeft een wetsvoorstel in de maak over taal en toegankelijkheid, waar ze niet te veel op vooruit wil lopen. En het RIVM is bezig met een onderzoek naar stress onder studenten. Daarin zal nadrukkelijk ook worden gekeken naar studieschulden als stressfactor.
Bij vlagen werd het debat bijna filosofisch. “Wat doen we onze kinderen toch aan?”, vroeg Eppo Bruins van de ChristenUnie die zich zorgen maakt om de toenemende prestatiedruk onder studenten. “Ik was daar nooit mee bezig, maar zij hebben het allemaal over traineeships, excellentiedrang, dure kamers en hun kansen op de arbeidsmarkt. Maar móeten we eigenlijk wel allemaal hogerop? Zijn er nu niet al te veel studenten in het hoger onderwijs?”
Emancipatoire functie
Hij pleitte voor de herwaardering van de mbo’er en kreeg steun van de VVD. “De minister vindt het slecht dat de doorstroom vanuit het mbo is afgenomen, maar moeten we dat wel zo benoemen?”, wilde Judith Tielen weten.
Van Engelshoven benadrukte dat ook wat haar betreft niet iedereen hóeft door te stromen. Maar wie dat wíl, moet dat wel kunnen. “Het hoger onderwijs heeft immers ook een emancipatoire functie.” Ze vindt daarom dat er meer ruimte moet zijn voor maatwerk bij de doorstroom van mbo naar hbo en dat de doorstroomregeling voor studenten uit niet-verwante studies niet te streng moet zijn. Die had toch geen effect, was uit eerder onderzoek gebleken.