Onderwijsinstellingen maken veelvuldig gebruik van big tech bedrijven als Google en Microsoft. Dat komt de privacy van studenten en docenten volgens de Tweede Kamer niet ten goede. De minister pleit voor een Europees alternatief.
De digitalisering heeft in het onderwijs een “enorme vlucht genomen” tijdens de pandemie, constateerde Jan Paternotte (D66) gisteren in een debat over digitalisering in het onderwijs. Dat heeft volgens hem ook nadelen en die kwamen veelvuldig aan bod.
Het probleem
Hoe staat het nu eigenlijk met de cybersecurity per onderwijsinstelling, wilde Zohair El Yassini van de VVD weten. Op dit moment weten volgens hem maar twee partijen hoe het zit: de bestuurders en de hackers. De partij stelde voor de stand van zaken ook in de jaarverslagen van onderwijsinstellingen op te nemen.
Daar wilde onderwijsminister Van Engelshoven best naar kijken, maar ze waarschuwde dat het niet tot extra kwetsbaarheden mag leiden bij instellingen; hackers zouden de zwakste schakels er op die manier mogelijk makkelijker uit kunnen vissen.
Afhankelijkheid
Recente hacks bij hoger onderwijsinstellingen hebben de zorgen over de privacy van studenten en docenten flink aangewakkerd. Maar er werden in het debat ook vraagtekens gezet bij de afhankelijkheid van onderwijsinstellingen van big tech bedrijven. Want wat gebeurt er met de data van studenten en docenten die door commerciële bedrijven verzameld worden?
Microsoft en Google hebben het privacy-convenant nog niet ondertekend en Google voldoet nog niet aan de AVG. Volgens Peter Kwint (SP) had dat geregeld moeten zijn voordat die bedrijven een “enorme positie” in het onderwijs kregen, want “nu zijn we achteruit aan het onderhandelen”.
Hij stelde voor – geïnspireerd door een betoog van hoogleraar José van Dijck in de Correspondent – dat de overheid zelf een alternatief online platform ontwikkelt voor het onderwijs, zodat die afhankelijkheid verdwijnt. Ook DENK, de PvdA, GroenLinks en D66 zien dat wel zitten. Al begrepen ze wel dat zoiets niet morgen geregeld is.
Alternatief
Minister Van Engelshoven onderschreef de zorgen van de Kamer en ziet zelf ook wel wat in een alternatief programma. Ze heeft bij de Europese Commissie deze week geopperd om een platform te ontwikkelen “dat ook de publieke waarden die we met elkaar in Europa delen beschermt”. Ze hoopt daar in Europa brede steun voor te krijgen en de afhankelijkheid van bedrijven zo te beperken.
Van Engelshoven somde op wat er in de tussentijd wordt gedaan aan preventie en digitale veiligheid: cursussen via ICT-onderwijsstichting SURF, een crisisteam van het ministerie dat paraat staat, 24/7 monitoring en externe audits. Maar, waarschuwde ze alvast, je blijft afhankelijk van de oplettendheid van studenten en docenten als je een open leeromgeving hebt. “Honderd procent veiligheid bestaat niet.”
Eredoctor aan de VU Marleen Stikker pleitte onlangs in een interview met Ad Valvas ook voor open source aan de universiteit. “Zoiets als een mailserver, bijvoorbeeld, is echt geen rocket science, en toch hebben we dat allemaal uitbesteed. Dat betekent dat je niet alleen een deel van je strategische autonomie kwijt bent, maar ook je innovatiekracht”, aldus Stikker.